Delft-Gdansk-op-de-fiets.reismee.nl

13-20 september, Jantar - Sopot - Gdansk, 75 km, totale reisafstand 2125 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Onderstaand geen verslag meer van een fietsreis, maar van anderhalve week vakantie! Maar – wel heel belangrijk – ik heb Gdansk gehaald! En ruim op tijd dus. Zelfs zoveel op tijd dat ik er eerst doorheen gefietst ben (was wel een uitdaging
.) en verder naar het noorden, naar de badplaats Sopot ben gegaan voor een paar dagen strandvakantie. En ik ben vanuit Sopot naar Hel gevaren. Mooie naam. Nu ben ik weer teruggekeerd naar Gdansk, waar ik uitgebreid de stad aan het bekijken ben. Enige jammere is dat het de dagen in Sopot vrij koud was, en nu hier in Gdansk is de zomer in volle kracht teruggekomen. Maar ja, er moet altijd iets te wensen overblijven.

Hieronder dus het vakantieverslag met een aantal foto’s, en onder het tabje “Foto’s” in dit blog nog meer foto’s per dag.


Donderdag 13 september, Jantar - Sopot, 45 km

Met de verhuurster van het vakantiehuis had ik afgesproken de sleutel achter te laten in het washok (voor beide huizen, aan achterkant toegankelijk) en zo trek ik dus de deur achter me dicht van dit erg prettige huis en stap rond tienen weer volledig bepakt op de fiets.

Even een korte uitleg over route en geografie. Ik zat in Jantar aan de noordkust van Polen, iets oostelijk van Gdansk. Bij Gdansk loopt de kust met een boog naar het noorden richting Gdynia en verder. Halverwege Gdansk en Gdynia ligt de badplaats Sopot. Het strand ligt daar dus op het oosten. Hoop dat dit zo duidelijk is, anders even op een kaart kijken.

Tot aan de rivier de Wisla is het 6 km over een pad door het bos. Prettig fietsen. Slechts 1 keer moet ik een stukje lopen omdat er zacht zand vanuit het hoge duin rechts van me over het pad ligt.

Even verderop springt, zo’n 25 meter voor me, een hert over het pad. Mooi gezicht, maar natuurlijk te snel om te stoppen en fototoestel te pakken. Vlak voor de Wisla (of eigenlijk een van de vertakkingen van de Wisla, het is een deltamonding) ga ik naar de provinciale weg nr. 501. Er is hier geen brug, maar een veerdienst. Het ziet er heel Nederlands uit.

De pont wordt getrokken door een sleepbootje aan de zijkant, en dit is het uitzicht richting zee:

Bij de overkant zie ik ineens al het gemeentebord “Gdansk” staan, dus ik neem snel een foto en vraag een fietser op de pont een foto van mij te nemen met bord op de achtergrond – is immers een historisch moment op deze reis. M’n helm, net opgezet omdat ik dacht dat het aan deze kant van de rivier wel eens druk kon worden, zet ik na de eerste foto gauw af. Ben niet erg ijdel, maar met die pot op m’n hoofd zie ik eruit als een mislukt paasei. Dit is dus de tweede foto:

En nog even van dichtbij, voor de duidelijkheid:

De weg blijft overigens nog redelijk rustig, dus de helm blijft op de bagagedrager. In dit gebied, de strook aan de kust, zijn veel vakantieparken met huisjes variĂ«rend van lelijke en oude vierkante bouwsels, tot net nieuw gebouwde houten huizen in Scandinavische stuga-stijl, met veranda. Er zijn echter nog maar weinig vakantiegangers hier. Na nog eens 6 km kom ik bij een in aanbouw zijnde brug over een andere tak van de Wisla. Ernaast ligt een tijdelijke pontonbrug. Ik loop met de fiets aan de hand over het voetgangerspad. De “rijweg” bestaat uit ongelijk liggende stalen platen, het is hier heel druk en de brug beweegt enigszins.

Kort daarna is daar het alternatieve dijkweggetje dat ik op de kaart gezien had – een heel stuk stiller! Ik volg dat zo’n 5 km en wordt dan weer naar de hoofdweg geleid, vlak voor een olieraffinaderij. Als ik de hoofdweg nader zie ik boven de bomen uit een reclamebord steken waarop ik net de letters “kro” kan zien. De linkerhelft van het bord gaat schuil achter de bomen. Het is een bekend lettertype, zeker voor iemand uit Delft. Het zal toch niet? Maar jawel, als ik bij de weg kom ligt daar:

Dan wordt m’n weg zoeken lastig. Er wordt aan de overkant van de drukke verkeersweg een fietspad aangelegd, maar dat is nog niet berijdbaar. Er is gelukkig wel een vluchtstrook van ca. 1 m breed, waarop ik dan maar ga fietsen. Dat gaat een tijdje goed, tot die strook ophoudt. Aan de overkant is dan een krakkemikkige stoep waar ik zo goed en kwaad als het gaat overheen manoeuvreer. Tot ook die ophoudt. Waar nu heen? Er staat een bord “verboden voor fietsers” bij het vervolg van de weg, die bij een verkeersknooppunt met fly-overs uitkomt en een echte autosnelweg wordt (en ik zou daar ook echt liever niet fietsen), maar waar je als fietser dán heen moet staat nergens aangegeven. Dan zie ik een wielrenner, die het laatste stuk wel op de rijbaan had gefietst, een zijweg naar links inslaan, en ik volg hem maar. De weg leidt naar een fiets-/voetgangerstunnel onder het verkeersknooppunt door. Nieuw en heel praktisch. Nu nog goed aangeven.

Zo m’n weg zoekend fiets ik Gdansk binnen, waar ik links om het centrum naar het noorden wil gaan richting de kust, waar – volgens de kaart – een fietspad loopt. Het is nog niet zo eenvoudig. Een keer is het kruispunt versperd door een ongeluk met een tram.

Ik mag daar niet langs en moet een stuk omrijden. En een keer wordt ik door een boze chauffeur toegeroepen dat ik op de stoep moet fietsen. Enigszins geschrokken doe ik dat dan maar. De stenen liggen er echter schots en scheef, en er staan bomen met ijzeren roosters eromheen waar je niet overheen kunt fietsen. Ik mopper behoorlijk en verlang even hevig naar de fietsvoorzieningen in Nederland. Pas hier ga je de Nederlandse fiets-infrastructuur en -cultuur goed waarderen! Hier is het zo vaak onduidelijk waar je als fietser moet/mag rijden.

Maar al rommelend en zoekend en de weg vragend ga ik toch de goede richting uit. Vlak voor het hoofdstation van Gdansk, Gdansk Glowny, vind ik het doorgaande fietspad en ik rijd wat hoger langs het station.

Over anderhalve week vertrek ik hiervandaan terug naar huis.

Even verderop ga ik rechtsaf naar de Alleja General Jozefa Hallera – zo blij dat ik vorige week een detailkaart van Gdansk, Sopot en Gydynia heb gevonden bij een benzinestation! Deze aleja (allee) loopt kilometers lang door en eindigt bij de kust bij het plaatsje/stadsdeel Brzezno, vanwaar het fietspad langs de kust begint. Dit gaat heel goed en om half vier ben ik daar. Het is hier zowaar een gezellige plek, met wat horeca en een kinderspeelplaats, alles goed verzorgd en netjes. Als beloning en lunch eet ik daar bij de strandopgang een gofry z smietana, een wafel met slagroom, hier heel populair.

Ik heb er wel publiek bij:

Het strand zelf ziet er ook goed uit. Naar rechts (het zuiden) ligt de haven van Gdansk:

en naar links loopt de kustbocht van Sopot en verderop Gdynia.

En er is hier een heel fijn fietspad, parallel aan een breed voetpad, dat zo’n 10 kilometer doorloopt vlak langs het strand, tot voorbij Sopot. Zo ongeveer om de 100 meter is er een opgang, door de bomen-/ struikenrij, naar het strand. En elke paar kilometer, waar je vanaf de weg naar het strand kunt, zijn er wat cafeetjes of kiosken. Prettige sfeer, vakantie-achtig. Het is nu later op de dag ook zonnig geworden, dan ziet alles er gelijk mooier uit.

Met een paar fotostops ben ik een half uurtje later bij Sopot, waar ik al snel mijn hotel vind. Het is groot en modern, en ligt pal aan het fiets-/voetgangerspad. Het is in een u-vorm gebouwd, met de opening richting zee. Ik krijg een kamer in de zuidpunt, met balkon en uitzicht:

Hier houd ik het wel even uit!


Vrijdag 14 september, Sopot, niet gefietst - wel veel gelopen

Ik ben met alle hotelontbijten de afgelopen weken redelijk verwend, maar hier is wel erg veel keus. Ze hebben zelfs porridge, Engelse pap, en dat neem ik voor de verandering, best lekker.

Het is nog bewolkt en vrij koud om 11 uur, wanneer ik lopend op weg ga naar het centrum en de pier van Sopot, ca. 2 km verderop, dus ik kleed me warm aan. Al gauw breekt de zon door, dus het fleece-vest gaat weer uit, en later ook het 2e t-shirt.

Prettig lopen langs het voetpad, en af en toe even het strand op. Hoe dichter bij het centrum, hoe meer restaurants en strandtenten. Alles ziet er hier zeer verzorgd uit.

Dan kom ik bij een park en de pier van Sopot. Het is een chique badplaats en de goed onderhouden gebouwen dateren zo te zien uit de belle epoque, eind 19e, begin 20e eeuw.

Recht tegenover het grote witte kurhaus-achtige hotel, ligt een houten pier (volgens de beschrijvingen de langste houten pier van Europa), met aan beide zijden ernaast boogvormige arcaden waar in de kraampjes vooral barnstenen sieraden worden verkocht.



Ik koop een toegangskaartje voor de pier voor een paar zloty, en ga er op flaneren, zoals iedereen hier. 

Zoals gezegd, ik heb vakantie. Uit de verte had ik daarnet al een oud galjoen zien wegvaren, althans, dat dacht ik. Als ik op de pier loop, komt het galjoen terug, en dan blijkt het een spaanplaten toeristenversie van een galjoen te zijn. Aardig, maar beetje jammer.

Op de pier zit ik een tijdje lekker in de zon.

Even een wolkje:

Daarna loop ik terug en ga het stadje in. Ook dit is mooi verzorgd, en het oude en het nieuwe gaan naadloos in elkaar over. Zo hebben ze de doorgaande weg in een tunnel geleid, en daarboven een groot plein aangelegd, dat de strandpromenade verbindt met de winkelstraat.

In die winkelstraat is een Gaudi-achtig gebouw

maar belangrijker, een boekenwinkel waar ze Engelse boeken verkopen! Het lezen op de laptop vind ik toch niet handig en prettig, en zeker nu de fietsreis vakantie is geworden, heb ik behoefte aan een boek. Ik koop er gelijk twee. De rest van de dag wordt gekenmerkt door slenteren en terrasjes. ’s Avonds eet ik verrassend goed bij een strandtent waar een 3-mans Zuid-Amerikaans bandje speelt. 

Terug naar het hotel ben ik blij dat ik m’n fleece-vest mee heb; duidelijk te merken dat het al half september is, het is koud geworden.


Zaterdag 15 september, Sopot, 10 km

Gisteravond heb ik de badkamerdeur van mijn kamer enigszins gemold. Er zit nl. een sterke dranger op, heel irritant, en ik probeerde de deur ver open te doen en dan die dranger vast te zetten, maar toen sprong het mechanisme de andere kant uit (zoiets als een elleboog die de verkeerde kant op buigt) en zat toen muurvast, geen beweging meer in te krijgen. Ben nog op stoel geklommen om te proberen het weer in de goede kant te zetten, maar toen schoten er twee schroeven uit. Straks maar even proberen het uit te leggen bij de receptie
.. Gelukkig spreekt men hier wel Engels.

In de ochtend ga ik eerst naar de “infinity-pool” op het dak van het hotel.

Het waait wel stevig, maar in de luwte van het balkon is het aanvankelijk wel uit te houden. En het water is heerlijk lauw. Ik zwem en laat me opdrogen in de zon met een aperol-spritz onder handbereik – het luxe leven!

Deze decadentie duurt echter nog geen uur, want dan komt dichte bewolking opzetten en wordt het echt te koud. Dus de fiets gepakt en op pad gegaan. Voor het Grand Hotel in Sopot is een tentoonstelling van oldtimers. Speciaal voor Denis en Marina maakte ik deze foto:

(Voor de niet-kenners, dit is een Citroën Traction Avant, die werd geproduceerd vanaf de jaren dertig tot in de jaren vijftig.)

Ik fiets het kustpad verder door tot waar het ophoudt.

Dan weer terug.


Zondag 16 september, Sopot – Hel – Sopot, niet gefietst

Vandaag vaar ik met een reguliere lijndienst, die een paar keer per dag de overtocht maakt, naar Hel, een plaatsje op het uiterste puntje van een lang en smal schiereiland, dat vanaf de kust ten noorden van Gdynia met een boog in zee uitsteekt. Zie onderstaande foto van de kaart.

De boot vertrekt vanaf de pier van Sopot, dus eerst daarheen lopen, kaartje voor pier kopen en op de pier een kaartje voor de boot.


Alles gaat keurig op tijd (ik ook) en al om half elf komt de boot eraan, het is een catamaran.

Het is betrekkelijk rustig, en ik vind een mooie plek op het achterdek, en om 11.00 u vertrekken we. Het is een prettige overtocht, en ik neem (te) veel foto’s.


Als we een paar kilometer voor Hel zijn, merk ik dat de boot afremt en van richting verandert. Ik snap het niet, maar dan zie ik aan stuurboordzijde (rechts dus) iets in het water drijven waar de boot in een bocht omheen vaart. Het lijkt wel een oude losgeslagen mijn of zoiets!

Even denk ik dat de boot op deze plek zal blijven totdat de kustwacht er is, maar na een volledig rondje wordt er toch doorgevaren. We krijgen geen uitleg.

Om 12.45 u meert de boot aan in Hel, vlak voor een zeiljacht. Maar dat gaat goed – hebben ze vaker gedaan.

Hel zelf is een klein toeristenplaatsje, met veel souvenirkraampjes en eettenten, met name lody (ijs), gofry (wafels) en ryby (vis).

Ook is er een opvang voor zeehonden en zeeleeuwen, zo wordt het althans genoemd, maar er zitten blijkbaar maar enkele dieren, en van het voeren wordt een hele show gemaakt waarvoor de mensen in lange rijen gaan staan. Ik sla dit over en wandel verder door het plaatsje en over de promenade langs het strand,

met praktische uitzicht- en schuilplek:

Op een terras eet ik op m’n gemak een kop lekkere vissoep. 

Dan komt er een donkere wolkenlucht aanzetten en ga ik snel terug naar de boot.

Het blijft echter droog, en de terugtocht verloopt rustig. Een ontspannen dagje.


Maandag 17 september, Sopot, niet gefietst

En weer een ontspannen dag vakantie. Na een uitgebreid ontbijt (ik lunch deze dagen nauwelijks, om het een béétje in evenwicht te houden), ga ik naar het strand. Dus alleen even het fiets- en het voetpad oversteken.

Het is lekker weer, warmer en zonniger dan gisteren. Ook het water van de Oostzee is lekker van temperatuur. En o ja, ik weet nu waarom het bijna niet zout is, even opgezocht. Dat komt omdat er veel grote rivieren in uitkomen en er maar een kleine open verbinding is met de Atlantische Oceaan (tussen Denemarken en Zweden). Verder is het hier vrij koud, dus er vindt ook bijna geen verdamping plaats. Logisch dus.

Ik denk dus lekker te gaan zwemmen, maar zoals altijd is er wel iets niet helemaal perfect
.. En in dit geval is dat de aanwezigheid van aardig wat kwallen! Ik probeer toch te gaan zwemmen, maar nadat er een paar tegen me aan zijn gekomen, ren ik gauw het water weer uit. Weliswaar ben ik niet gestoken, maar ik vind dat glibberige een beetje eng. Best kinderachtig.

Ik pak daarom m’n spullen bij elkaar en ga langs de vloedlijn naar de pier en het centrum van Sopot lopen.

Onderweg eerst veel verschillende soorten meeuwen op het strand, en zelfs een kraai of raaf.



Een stukje verder ligt er over een stuk van een paar honderd meter allemaal vies uitziend en ruikend zwart zeewier. Een bijzonder vogeltje vindt dat echter helemaal niet vies en pikt er lustig op los.


En dan zie ik een stuk of zes watervogels die ik helemaal niet op zee zou verwachten: zwanen! Ze zijn behoorlijk mak en eten zelfs uit de hand van een paar mensen.

Ik loop onder de pier door, drink wat op een (dak)terras van een strandtent en loop dan terug via het voetpad.


Kortom, een rustige laatste dag in Sopot.


Dinsdag 18 september, Sopot – Gdansk, 20 km

Het is duidelijk naseizoen en niet druk in het hotel. Ik mag daarom later uitchecken, om 13.00 u. Het is stralend weer en warmer dan het eerder deze week geweest is. Zal je altijd zien: zit ik 5 dagen aan het strand, is het fris, ga ik daarop 5 dagen naar de stad, is de verwachting 25 graden en meer. Dus van deze (extra) ochtend hier moet ik in ieder geval genieten! Ik ga dan ook naar het zwembad op het dak, en dat is vrij aangenaam.

Na een tijdje zie ik ineens een man met een getrainde roofvogel rondlopen. Ik begrijp het even niet, maar dan snap ik dat die hier komt hier om de kraaien, raven en duiven te verjagen. De roofvogel (valk? Ik ben daar zo slecht in) zit op een gegeven moment vlak bij me.

Daarna is er ineens een filmploeg op het dak, met een model dat in allerlei houdingen en loopjes voor het zwembad gefilmd wordt. Hier ben ik niet zo blij mee. Voel me niet echt vrij. Als ze op een gegeven moment vlak voor me staan, geef ik aan dat ik beslist niet in beeld wil. Dat verzekeren ze me, maar ik blijf het wat vervelend vinden. Dan moet ik echt weg. Neem nog een laatste foto vanaf het balkon en haal dan m’n fiets uit de parkeergarage.

Ik fiets nog even naar Sopot voor een boodschap en een cappuccino.

Dat is nog eens een schuimkop!

En dan eindelijk echt op weg. Ik fiets nog langs een paar mooie stranden, en een kleine pier die ik op de heenweg niet gezien had, voordat ik Gdansk in rij.

De weg door Gdansk is me inmiddels bekend, dus ik fiets bijna rechtstreeks naar het station. Even verderop is de oude binnenstad. Daar ga ik in door een grote stadspoort, de Brama Zlota (gouden poort).


Achter de poort ligt de Dluga, de Langestraat, nu een wandelpromenade met allemaal prachtig gerestaureerde of volledig herbouwde hoge huizen. Bij de Russische beschietingen in het voorjaar van 1945 is zo’n 80% van de stad verwoest. Maar al kort daarna is men begonnen met de herbouw, met name van het oude centrum. Het doet inderdaad iets aan Amsterdam denken, zoals ik eerder gelezen had.

De Dluga komt uit op de Dlugi Targ, de Lange Markt, hét belangijkste plein van de stad.


Mijn hotel ligt in een zijstraatje van deze Dlugi Targ, dus vlakbij alle beroemde punten. Goed gekozen!

's Avonds, bij de rivier de Stara Motlawa, vlak achter de Dlugi Targ:


Woensdag 19 september, Gdansk, niet gefietst – wel veel gelopen

Vandaag de hele dag door de stad gelopen en alles goed bekeken, te beginnen bij een Fahrenheit barometer/thermometer uit 1752, die vlak voor het hotel staat. Daniel Fahrenheit werd eind 17e eeuw hier in Gdansk geboren en woonde hier vlak achter, vandaar.

Dan naar de andere kant van de Dlugi Targ (Lange Markt), waar de Neptunusfontein staat:

Verderop op het plein staan borden met foto’s van 2 beroemde fotografen, Zbigniew Kosycarz en zijn zoon. Kosycarz senior leefde van 1925 tot 1995 en fotografeerde door alle jaren heen de stad Gdansk. Dus ook hoe het er vlak na de oorlog uitzag.

En aan de andere zijde van de borden zijn foto’s van hoge bezoekers aan Gdansk en de Dlugi Targ. Ik liep daar langs zonder goed te kijken, maar zag toen ineens wat bekende gezichten:

Over een brug over de Stara Motlawa (de oude Motlawa) loop ik naar een stadsdeel dat tussen de rivier en het parallel lopende kanaal ligt, een soort eiland dus. Vanaf de brug heb ik al goed zicht op de grote oude (scheeps)kraan, kenmerkend voor Gdansk. Deze grote kraan (Zuraw) staat symbool voor het handelsverleden van deze Hanzestad, en dateert uit de 15e eeuw. Hij werd gebruikt om zware lading uit schepen te halen.


Er ligt ook hier een “oud galjoen” voor rondvaarten. Het is hier Ă©rg toeristisch, maar nog wel plezierig. En voor de toeristen zijn er ook deze “watertaxi’s”:

Ik dacht eerst dat het waterfietsen waren, maar ze zijn nog gemotoriseerd ook.

Er wordt hier in dit gedeelte veel nieuw gebouwd. Opvallend is dat hier de nieuwe panden allemaal de vormgeving hebben van hoge smalle grachtenpanden, maar dan in moderne stijl. Vind ik eigenlijk beter en mooier dan dat ze geheel in historische (nep) stijl zouden zijn gebouwd.

Vanaf het eiland, waarop ook een reuzenrad staat, loop ik langs de jachthaven, en via een brug kom ik recht tegenover de grote kraan uit.

Daar is ook het scheepvaartmuseum (Muzeum Morskie), dat ik even bezoek. Helaas zijn alle verklarende teksten in het Pools, maar toch aardig om te zien.

Nog een stukje verder naar het noorden drink ik koffie naast een uiterst moderne voetgangers- en fietsbrug, die dan juist opengaat om de reguliere rondvaartboot en het galjoen door te laten.

Ik kom ook nog langs markthallen:

en het arsenaal:

en natuurlijk de grote Mariakerk.

Vanonder  de poort in de grote kraan door een mooi beeld op nieuw in aanbouw zijnde “grachtenpanden”

Ook ’s avonds is Gdansk mooi, veel gebouwen zijn verlicht

Op de  Dlugi Targ blijft het lang druk en zitten de terrassen tot ’s avonds laat nog redelijk vol, mede dankzij de gasbranders (niet milieubewust, wel gezellig). De toeristen zijn voornamelijk ScandinaviĂ«rs en Duitsers, maar Ik hoor hier ook voor het eerst sinds 4 weken weer Nederlands spreken.


Donderdag 20 september, Gdansk, niet gefietst - wel gekayakt.

Ik ga inderdaad kayakken. Niet zo verrassend, als je me een beetje kent. Bij een van de toeristenbureaus is me het adres gegeven van een verhuurbedrijf, even buiten de binnenstad, aan de zuidkant. Goed om ook even een niet-toeristisch deel van Gdansk te zien, waar gewone mensen wonen. Het is een mengeling van oude en nieuwere huizen, met af en toe nog braakliggende, niet herbouwde stukken ertussen.

Het botenverhuurbedrijf ligt aan een doodlopende zijarm van de Motlawa. Beide mannen bij de verhuur spreken iets Engels, dus met enig handen- en voetenwerk huur ik een kayak, gaat m’n camera in een klein tonnetje dat mee in de boot kan, en wordt m’n rugzakje in bewaring genomen. Nu nog die kayak in
. Varen is Ă©Ă©n ding, en kayakken gaat me gemakkelijk af, maar om ĂŹn een kayak te stappen (zonder om te slaan) is iets heel anders. Ik sta wat te aarzelen en stuntelen op de steiger, en dan besluit de verhuurman tot een andere strategie. De kayak wordt op de lage, drijvende steiger getrokken, met de voorpunt een stuk uitstekend boven het water. Dan moet ik instappen en word de kayak met mij erin het water ingeduwd. Voel me wel een beetje gegeneerd, maar het belangrijkste is dat ik kan gaan varen. Een van de vriendelijke verhuurmannen neemt zelfs nog wat foto’s van me en geeft dan m’n camera weer aan.

Ik peddel eerst via de Stara Motlawa naar het stadscentrum, en neem de nodige foto-stops.


Vlak voor de grote kraan lig ik ook stil midden op de rivier, tegen een stuk damwand, voor foto’s. En dan gaat plotseling dat namaakgaljoen, dat er vlakbij aan de kade lag, varen! En gelijk snel! Ik stop gauw het fototoestel in het tonnetje en leg de kayak zo dicht en recht mogelijk langs de damwand. Op zo'n 2 meter afstand passeert het galjoen mij in het kleine kayakje. Gelukkig gaat er niets mis, alleen even flinke deining.

Dan weer verder, langs de nieuwe voetgangers-/fietsbrug, die open staat. Kort daar voorbij draai ik scherp naar rechts, het kanaal op dat evenwijdig aan de rivier loopt, en even verderop Nowa Motlawa heet. Hier is het een stuk minder gecultiveerd en toeristisch, met wat oude fabrieksgebouwen zonder daken of ramen langs de kant.

Daarna langs de jachthaven, waar het op plaatsen vrij nauw is, maar zoals gezegd, ik kan best aardig kayakken. Via een klein dwarskanaaltje keer ik terug naar de botenverhuur. Maar nu er weer uit. Ook dat vind ik lastig en ik bereid me alvast voor op onhandig de steiger op rollen of alsnog in het water belanden. Ik wil de kayak langs de steiger aanmeren, maar de verhuurman gebaart dat ik met de punt recht vooruit op de steiger aan moet komen. En dan tilt en trekt hij de kayak met mij erin zo op de steiger! Goed. Droog blijf ik dus wel. Zit nog wat te hannesen om de boot uit te komen (ben in die anderhalf uur varen in dezelfde houding wat stijf geworden), maar ook dat lukt. Ik ben duidelijk geen twintig meer! Maar ik heb lekker gevaren.

Het is overigens goed warm geworden. Ik loop nog wat rond in de buurt en kom langs een beeldhouwatelier, waar beelden langs het hek staan; een wat vervreemdend gezicht.

Een stukje verderop kom ik uit bij een bastion van de oude vesting. Rond Gdansk lag net zo’n stervormige vesting als rond sommige Nederlandse steden, en dat levert dus weer wat Nederlands aandoende foto’s op:


De rest van de middag loop ik verder door gedeelten van Gdansk waar ik nog niet eerder was, en m’n camera maakt weer overuren.



Morgen, vrijdag 21 september, zou het nog even heel warm worden, voordat dit weekend de herfst toeslaat.

Dus ik neem me voor vrijdag nog een keer naar het strand te fietsen, en zaterdag het museum over de Tweede Wereldoorlog te gaan bezoeken, moet heel indrukwekkend zijn.

En zondag de 23e zit ik de hele dag in de trein, terug naar huis. Ik zal nog een verslag maken van die laatste dagen, en mijn totaalindrukken proberen samen te vatten. Dat zet ik dan op de blog als ik weer thuis ben.

 

6-12 september, Kwidzyn - Jantar, 145 km, totale reisafstand 2050 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Het begint steeds minder op een fietstocht te lijken en steeds meer op vakantie: deze zeven dagen ben ik eigenlijk maar 2 dagen echt onderweg geweest. En ik heb hier in de buurt van Jantar een tochtje gemaakt. Ik had deze fietsreis vrij ruim gepland, met extra tijd voor onvoorziene gebeurtenissen of pech. Maar dat laatste is tot nu toe (afkloppen!) erg meegevallen.

Ondanks dat ik weinig heb gefietst, heb ik wel veel gezien. En ik ben nu bij de Oostzee – en er natuurlijk ook ìn geweest. Ook nog vanmorgen, 12 september, maar aan het eind van de ochtend kwam bewolking opzetten en werd het kouder. Dus goede gelegenheid om de foto’s en de blog bij te werken.

Een aantal foto’s heb ik in onderstaande dagverslagen geplaatst, onder het tabje “Foto’s” in dit blog staan nog meer foto’s per dag, en op m’n camera en laptop heb ik zeker nog het dubbele aantal .


Donderdag 6 september, Kwidzyn (MariĂ«nwerder) – Malbork (MariĂ«nburg), 59 km

Rond half tien vertrek ik uit Kwidzyn, het is nog wat mistig. Ik neem een laatste foto van het kasteel en fiets dan de stad uit.

Eerst voert de route een stukje westelijk, naar de Wisla. Bij de voormalige veerhaven staan groene “PegelhĂ€uschen” vermeldt de routebeschrijving.

Heb geprobeerd te vinden wat voor huisjes dit dan precies zijn, maar kan geen vertaling of verklaring vinden. Suggesties? Een paar kilometer verderop ligt een grote nieuwe brug over de Wisla – de reden voor het opheffen van de veerpont. Er zijn maar weinig bruggen over deze rivier, hij is ook erg breed. Maar er zijn ook maar weinig veerponten, en scheepvaart zie ik al helemaal niet. Dat zou overigens ook niet kunnen; het water staat laag en overal zijn zandbanken. Waarschijnlijk ziet het er de rest van het jaar heel anders uit.

De route voert nog een stuk verder langs de Wisla, maar door de hoge dijk kun je de rivier niet zien. Het is trouwens een rustige weg, met redelijk tot goed asfalt. Het lijkt hier een welvarende streek, mooie huizen, en zo te zien goed draaiende (boeren-)bedrijven. Het is het platteland, maar veel dichter bevolkt en levendiger dan de westelijker streken waar ik eerst doorheen kwam. Het doet geregeld wat Nederlands aan.

Een van de zaken die me hier opvallen is dat er zoveel kinderspeelplaatsen zijn, allemaal vrij nieuw, en vaak met fitness-toestellen en picknickbanken erbij. Op Ă©Ă©n zo’n plek ga ik even wat water drinken en het 2e shirtje uitdoen. De zon is doorgebroken en het wordt warm.

Even na twaalven kom ik bij een aftakking van de Wisla, de rivier de Nogat, met hele hoge sluizen ertussen. Nu verschilt het waterniveau van beide rivieren alleen niet veel.

Het water in de Nogat zal nauwelijks stromen, want in plaats van water zie je Ă©Ă©n dichte massa van kroos. Als ik de sluizen bekijk, worden deze juist – handmatig – geopend, voor 2 plezierjachtjes (de eerste die ik hier zie). Door het kroos banen ze zich een weg. Altijd leuk, sluizen. (Je bent een kleindochter van een schipper of niet .)

En dit is dan gelijk het punt waarop ik de officiĂ«le route van de R1 verlaat. Vanaf hier volg ik een in de beschrijving aangegeven omweg naar Malbork, en van daaruit zoek ik zelf verder m’n weg naar Gdansk. De R1 route gaat meer oostelijk, langs Elblag, naar de Russische exclave Kaliningrad.

Op het kaartje is de weg naar Malbork aangegeven als ca. 30 km slecht wegdek. Ik hou m’n hart vast, want als dat al aangegeven staat

.

Maar het valt mee. Ongeveer de helft is behoorlijk slecht asfalt, en daarvan is een deel echt hopeloos. Mijn fiets en ik schudden zowat uit elkaar van de voortdurende hobbels, als op een wasbord. Sneller fietsen dan 10 km/u is niet mogelijk. Ik heb ondertussen wel trek gekregen en ben ook wat moe, maar heb me voorgenomen pas te pauzeren bij Pogorzala-Wies, ongeveer halverwege de omweg naar Malbork. Goede beslissing! Er is daar een kleine sklep (winkel) waar ik een soort maanzaadbroodje en een bekertje yoghurt koop, en naast het winkeltje loopt een pad naar een recreatieterrein, inderdaad, een speeltuin annex picknick-plek.

Daar neem ik een lange pauze, en ruim en passant wat rondslingerende lege chipszakken en een tiental bierflessen op, in de wellicht ijdele hoop dat mensen op een opgeruimde plek minder snel nieuwe troep zullen gooien

.

Dan weer verder. Het landschap wordt haast nog Nederlandser met aan de linkerkant heel vlak akkerland en rechts een rivierdijk waarop koeien grazen. En, niet onbelangrijk, het wegdek is deze laatste 12 km haast perfect, in tegenstelling tot wat in de routebeschrijving staat aangegeven. Wellicht recent opgeknapt.

Dan zie ik in de verte het kasteel van Malbork opdoemen. Het is het grootste en beroemdste (en meest gerestaureerde) kasteel van de reeks bakstenen kastelen die door de Teutoonse/Duitse Orde aan het begin van de 14e eeuw zijn gebouwd.

Dit is al wat dichterbij. Ik kom precies aan de goede kant van Malbork aanfietsen, met zicht op het kasteel aan de overkant van de Nogat. Neem dus nog “enkele” foto’s.

Er staan gekleurde tenten en vlaggen onderaan bij de kasteelmuur – zeker een of ander evenement of festival. Via een lange voetgangers-/fietsbrug, die uitkomt op het buitenterrein van het kasteel, ga ik de stad in.

Na het grote kasteelterrein is het even zoeken naar m’n (moderne) hotel, dat zich in/naast een winkelcentrum bevindt. Goede douche deze keer!


Vrijdag 7 september, Malbork, niet gefietst

Redelijk geslapen, ondanks de plastic matrasbeschermer – zouden verboden moeten worden! Na een wel behoorlijk ontbijt ga ik op weg naar het kasteel. Dat is echt een grote toeristische trekpleister.

Het kasteel, het grootste in zijn soort in Europa, is eind 13e / begin 14e eeuw gesticht door de Teutoonse/Duitse Orde, die dit tot hoofdkwartier maakte. Na de slag bij Grunwald/Tannenburg in 1410, die de Orde verloor, werd hun macht minder en in de 15e eeuw, toen de Orde zijn huursoldaten niet meer kon betalen, werd het kasteel aan deze soldaten in onderpand gegeven. In de daarop volgende eeuwen wisselde het kasteel enkele malen van eigenaar en werd het o.a. gebruikt als legerplaats en opslag voor ammunitie. Eind 18e eeuw was het vervallen tot een ruïne, maar in de 19e eeuw werd gestart met een omvangrijke restauratie, en deze liep door tot begin 20e eeuw. Tijdens het Duitse nazi-bewind (1933-1945) benutte men het gebouwencomplex voor partijgebonden manifestaties en evenementen en kreeg het de status van een nazistische 'Ordensburg', dat wil zeggen een instituut ter opleiding en inwijding van de SS. De stad Malbork viel destijds onder Duits/Pruisisch bewind en heette Mariënburg. Begin 1945 werd de burcht door bombardementen van het Russische leger voor een groot deel verwoest.

Eind jaren veertig is men begonnen met de omvangrijke restauratie en herbouw, en deze is pas vrij recent afgerond.

Er staat nu een prachtig kasteel, maar je kunt je afvragen voor hoeveel procent dit nog origineel is. Desalniettemin, het is indrukwekkend! Ik heb er bijna 6 uur doorgebracht en 230 (!) foto’s genomen. Na verwijdering van dubbele en slechte foto’s zijn er nu nog 178 over
.. Een kleine selectie staat hieronder, en nog iets meer onder de foto tab.



Ik neem een audiotour in het Engels, en dat gaat verrassend goed. Het systeem leidt me door het uitgestrekte, uit drie delen bestaande kasteel (binnen de muren, het middenkasteel en het hoge kasteel) en reageert op elke ruimte die ik binnenloop. Zo kun je de uitgestippelde route volgen, maar ook af en toe pauze nemen of een andere richting inslaan. En, niet onbelangrijk, alles op je eigen tempo doen en de voor jou interessante dingen uitgebreid bekijken en andere dingen wat sneller doen of overslaan.



Afgezien van alle historische bezienswaardigheden is er ook een barnsteen expositie. Zitten echt mooie dingen bij. Ook achter een vergrootglas stukken barnsteen met insecten of takjes erin. Barnsteen is immers miljoenen jaren geleden gestolde hars van naaldbomen, dus er kan van alles in zitten

Tegen zessen verlaat ik het kasteel en loop over de voetgangersbrug naar de overkant van de rivier en ga daar eten, met uitzicht op het kasteel. Dan wordt me duidelijk wat al die gekleurde tenten en vlaggen buiten de kasteelmuren inhouden: morgen wordt hier een triathlon gehouden. En zo te zien verkent iemand het traject in het water.

Het blijft redelijk lang lekker van temperatuur, en ik blijf daar, met uitzicht op de brug, lang zitten.


Zaterdag 8 september, Malbork – Jantar, 50 km

De eerste stop na mijn vertrek is al na 2 km en duurt bijna een uur: bij de triathlon. Vlak bij de voetgangersbrug is het einde van het wielerparcours en start van de looproute.

Ook het zwemtraject is hier geëindigd. Leuk om te zien, ook de verschillen in deelnemers, van pure atleten tot mensen waarbij je je afvraagt hoe ze het in vredesnaam redden. En sommigen kunnen zelfs nog lachen!

Dan ga ik tegen elven echt fietsen. Een tijd lang rijd ik dezelfde weg als het fietsparcours van de triathlon, alleen de andere kant op. Er is gelukkig een goed fietspad naast de weg, dus ik hinder de tegemoetkomende tri-athleten niet.

Ergens staan 2 mannen de deelnemers aan te moedigen. Als ik achter ze langs fiets krijg ook ik toejuichingen . Een stuk verderop roept een man vanuit een geparkeerd staand busje iets tegen me. Ik stop en vraag wat hij bedoelt. Hij spreekt natuurlijk alleen Pools, maar weet me duidelijk te maken dat ik de verkeerde kant uit fiets, en met een brede grijns wijst hij op het triathlon parcours. Ik lach terug en bedank hem; soms hoef je elkaars taal niet eens te verstaan om een grap te begrijpen.

Na een tijdje volgt mijn route niet meer die van het triathlon parcours, en kort daarna houdt ook het fietspad op. En dan is het al gauw weer zo druk dat de helm op gaat.

Bij Nowy Staw, een iets groter plaatsje, probeer ik een koffiestop te vinden en fiets naar het centrum. Er is echter niets. Later, na zo’n 30 km kom ik bij Nowy Dwor, nog iets groter. Ik zoek vergeefs naar iets wat op een centrum lijkt, maar kennelijk was dit ooit een boerengehucht waar naderhand moderne (nou ja, jaren ’60 en ’70) woonblokken zijn neergezet. Dus er is niets, behalve een paar grote supermarkten, een benzinestation en een McDonalds vlakbij de grote weg die hier langs komt. Dan maar de McDonalds, denk ik, maar daar staan ellenlange rijen voor de toonbank. Is het soms gratis hier? Dus het wordt het benzinestation voor koffie, een broodje en een toilet.

Weer verder op weg, en dan is er gelukkig een schuine afsteek richting Jantar, een rustig weggetje, dat fietst toch een stuk lekkerder. In de verte zie ik de bosstrook, die vlak bij de kust en het strand loopt.

Na 9 km kom ik in Jantar vlakbij het pension uit waar ik een kamer heb geboekt. De eigenaren spreken zowaar Engels, dat vergemakkelijkt de communicatie aanzienlijk. De fiets kan in de tuin, vlak onder het balkon van mijn kamer op een halve etage hoog. De onderste etage is een soort souterrain. Mijn kamer is klein, zonder bureautje of plek om te kunnen bloggen, en ook de douchecabine is miniem. Maar ach, het gaat, en ik drink thee op het balkon in de zon.

Later in de middag fiets ik de resterende anderhalve kilometer door het bos, over een heuvel (duin?) naar het strand. Twijfel of dit nu de Oostzee genoemd wordt of de Baltische zee. Op een kaartje van de omgeving hier staat iets als Golf van Gdansk. Maar dan is daar de zee!


En natuurlijk moet het water getest worden

En de zon zinkt hier bij het ondergaan niet in zee – zoals het hoort! – maar verdwijnt achter de monding van de Wisla. Dit strand ligt pal op het noorden.

r


Zondag 9 september, Jantar – Sztutowo – Jantar, 34 km

Het einddoel van m’n fietsreis, Gdansk, ligt nu nog maar zo’n 30 km hiervandaan. En aangezien ik de trein besproken heb voor 23 september, heb ik nu dus nog 2 weken de tijd. Ik heb besloten een aantal dagen hier in Jantar te blijven, dan naar Sopot te gaan, een badplaats even ten noorden van Gdansk, en de laatste 4 à 5 dagen in Gdansk door te brengen.

Morgen zou het wat warmer worden, dus ik ga vandaag naar het Stutthof museum in Sztutowo, hier ca. 10 km vandaan. Dat “museum” klikt neutraler en onschuldiger dan het is, want Stutthof was nl. een concentratie- en vernietigingskamp in de Tweede Wereldoorlog. Geen leuk uitje dus, maar ik vind dat ik het moet bezoeken. Ik fiets oostelijk over de drukke kustweg, dus helm op. I.p.v. de korte fietsbroek heb ik een Ÿ broek aangetrokken, is iets netter. Op de een of andere manier voelt dat gepaster. Aan het begin van het dorp Sztutowo (heette vóór 1945 Stutthof) is het kamp.

Bij de afslag ernaartoe staan 2 vakantiefietsers met hun tandem met bagagekarretje erachter, een man en een vrouw van zo te zien mijn leeftijd. Uiteraard spreek ik ze aan, er zijn zo weinig vakantiefietsers hier. Het zijn Jeanine een Louis uit de buurt van La Rochelle, Frankrijk. Zij maken lange reizen in de zomer, en laten dan hun tandem staan waar ze eindigen.

Hun plan is nu om oostwaarts om Kaliningrad heen te fietsen (i.v.m. visumplicht) naar Litouwen, en dan door te gaan tot Riga in Letland en daar de tandem te laten staan tot volgend jaar. We wisselen ervaringen uit en ik verbaas mezelf dat ik, na anderhalve maand Duits, wat Engels en 2 woorden Pools te hebben gesproken, nu toch redelijk vlot een gesprek in het Frans kan voeren. Die kennis zit er kennelijk stevig ingeramd. Jeanine wil graag een foto van me nemen, met fiets, bij hun tandem, en dan neem ik natuurlijk zelf ook wat foto’s. Jeanine is zo slim snel haar helm af te zetten (een Française natuurlijk!); ik vergeet het, met een nogal foute selfie als resultaat - zie onder foto's. Zij hebben het museum net bezocht en zijn onder de indruk. We wensen elkaar goede reis en nemen afscheid.

De toegang tot het museum is gratis, omdat de Poolse overheid van mening is dat iedereen in staat gesteld moet worden kennis te nemen van wat hier gebeurd is. En er is hier veel ergs gebeurd.

De toegangspoort - bijgenaamd de poort des doods.

Stutthof werd al in 1939 als civiel gevangenkamp in gebruik genomen Destijds behoorde dit gebied tot de vrijstaat Danzig (nu: Gdansk). Na de Eerste Wereldoorlog was er nl. veel discussie of dit gebied, waar veel Duitstaligen woonden, bij Duitsland gevoegd zou moeten worden of bij de nieuw leven in geblazen staat Polen. Uitkomst daarvan was dat het zelfstandig zou worden, als vrijstaat. Aanvankelijk ging dat goed, ook voor het Joodse bevolkingsdeel, maar in de jaren dertig nam de invloed van de Nazi’s steeds meer toe en in 1939, toen Duitsland Polen binnenviel, sloot de vrijstaat Danzig zich daarbij aan. Uitspraak van een legeraanvoerder en vooraanstaand Nazi-politicus uit die tijd: “Dit land moet worden gezuiverd van gespuis, Joden en Polen.”

In eerste instantie werden Poolse intelligentsia uit Danzig en Joden opgepakt en in kamp Stutthof gestopt. Het kamp werd steeds meer uitgebreid en uiteindelijk hebben er 110.000 mensen in gezeten, onder steeds erbarmelijker omstandigheden. Halverwege de oorlog werd dit ook een vernietigingskamp. Er werd een gaskamer gebouwd en er kwamen verbrandingsovens. Uiteindelijk stierven hier 65.000 mensen.

Dit is bijna niet voor te stellen.

Als ik een van de eerste barrakken binnenloop, waar, onaangekondigd, een immense stapel restanten van schoenen ligt, van mannen, vrouwen en kinderen, stokt m’n adem in m’n keel.

Vlak daarvoor heb ik in een filmzaaltje een documentaire gezien van hoe de Russische bevrijders het kamp aantroffen. Schokkend. Vlak voordat de Russen kwamen hebben de Nazi’s de meesten van de op dat moment nog levende gevangenen op transport gezet en tijdens deze dodenmarsen zijn nog tallozen gestorven of neergeschoten.

In de barakken hangen foto’s en documenten die het verhaal vertellen in het Pools een in het Engels. Ook persoonlijke verhalen van Joodse mensen, en van homoseksuelen - die moesten ook uitgeroeid worden, omdat ze een bedreiging zouden zijn voor het ras.

Bij de bezoekers deze ochtend zijn ook 2 groepen Poolse militairen. Uit de verte zie ik dat ze bloemen leggen bij het monument aan het eind van het kamp.

Het crematorium is nu een gedenkruimte geworden:

En dan is daar de gaskamer.

Het grote monument aan het eind van het kamp bestaat uit een massieve vierkante verticale pilaar, met daarin gezichten uitgehouwen, en een heel lang horizontaal blok, met enkele Poolse teksten.

De route leidt eerst naar de achterkant ervan en dan zie ik dat daar over de hele lengte een vitrine in zit, met asresten. Ook dit had ik niet zien aankomen.

En het gehele monument:

Je komt niet vrolijk uit dit museum. Maar het is een verhaal dat moet blijven worden verteld.

Na dit bezoek van een paar uur fiets ik door naar het dorp Sztutowo en van daaruit door een breed stuk bos met wat heuvels naar het strand, waar ik bij een strandtentje wat ga gebruiken. Het is fris, en ik trek m’n fleecevest aan. Maar de Polen kunnen kennelijk goed tegen wat kou: mensen zitten op het strand en gaan zelfs het water in.

Laat in de middag fiets ik terug naar Jantar.


Maandag 10 september, Jantar, maar klein stukje gefietst (zonder tellertje)

In de ochtend blijf ik in het pension en probeer op het balkon wat aan de foto’s en de blog te werken. Dat gaat niet echt handig in de zon, ik zie bijna niets op het scherm. En in de kamer, zittend op de bedrand met de laptop op het nachtkastje, is ook niet optimaal. Vervolgens geprobeerd een boek te lezen op de laptop. Het is anderhalve maand geleden dat me uitgelegd is hoe dat werkt, en dat ben ik inmiddels vergeten. Zit er een beetje mee te tobben. Ik mis een echt boek!

Rond een uur of Ă©Ă©n ga ik naar het strand. De strandopgang hier wordt geflankeerd door houten eettentjes en souvenirwinkeltjes. Doet een beetje denken aan Kijkduin in de jaren zestig. Het is duidelijk het einde van heet zomerseizoen. Diverse tenten worden of zijn al afgebroken. In de winter zal het hier uitgestorven zijn.

Het is vrij rustig op het strand, er zijn voornamelijk oudere mensen en gezinnen met heel jonge kinderen.

Het ziet er paradijselijk uit met een bijna spiegelgladde zee, en de temperatuur is aangenaam. Echter, zoals altijd is er een “maar”: de rand van de zee is een dikke groene soep van zeewier, en dat loopt een stuk door in het water.

Tja, toch wil ik gaan zwemmen. Dus ik waad door het groene spul. Het lijkt wel spinazie. Het is niet echt vies, maar lekker ook niet. In dieper water – een flink stuk de zee in lopen - is het minder en feitelijk is het water heel helder. Of het ook echt schoon is weet ik niet, maar zo ziet het er wel uit. Ook heel opvallend: het water is nauwelijks zout! Zeker in vergelijking met de Noordzee is het bijna zoet. Apart. Ik ga deze middag 2x zwemmen en drink wat bij de enige strandtent die nog niet is gesloten of afgebroken.

Dan wordt het frisser en ik ga terug naar het “dorp”. Ook hier zijn nu bijna alle eettentjes gesloten en ik beland noodgedwongen bij het restaurantje waar ik eergisteren een niet zo goede ervaring had met een flauwe pizza en vieze zoete witte wijn. Maar er is niets anders. Deze keer gaat het beter, met bier en een caesar-salade. Die is weliswaar niet volgens het standaardrecept (er zit hier tomaat bij, en vĂ©Ă©l mayonaise) maar wel smakelijk. Nog voor achten worden de stoelen weer op de tafels gezet en word ik weggekeken




Dinsdag 11 september, Jantar, 2 km

Hoewel de eigenaren van Willa Atrium heel vriendelijk zijn, heb ik voor de komende 2 dagen toch andere accommodatie gezocht hier in Jantar: ik heb een beetje meer ruimte nodig. En dat is gelukt, ik heb een heel huis gehuurd!

Dus ik vertrek met m’n complete boeltje op de fiets, en wordt vriendelijk uitgezwaaid door de eigenaresse van het pension, om even verderop weer uit te pakken.

Het huis is gloednieuw, pas dit seizoen in gebruik genomen, en is prettig ingericht. Ik kan het wel helemaal gaan beschrijven, maar met foto’s is het makkelijker:



Kortom, in een huis als dit kun je makkelijk permanent wonen!

Het is fris vandaag, het regent een tijdje en ik blijf grotendeels in het huis en werk aan foto’s en blog.

En ik doe wat boodschappen:

Dat “Gouda” op de Poolse kaas had ik natuurlijk gezien, dat is alleen een type aanduiding. Maar dat het zakje koffie dat ik kocht Nederlands was zag ik later pas
.


Woensdag 12 september, Jantar, stuk gefietst maar zonder tellertje

Volgens het weerbericht zou het vandaag weer iets warmer zijn. Dat klopt. Ik word uit mezelf wakker even voor achten, en even later schijnt de zon de slaapkamer in. Ik sta op en maak ontbijt. Een eitje koken lukt nu wel goed – moest gisteren even wennen aan inductiekookplaat.

Aangezien voorspeld is dat het in de middag bewolkt wordt, ga ik al ’s ochtends naar het strand. Er zijn nu nog meer tentjes gesloten dan eergisteren, maar een souvenirwinkeltje houdt dapper stand. Als ik later wegga koop ik er een vrij overbodige reserve-zonneklep.

Het waait stevig, dus ik zoek een plekje tussen de op het strand liggende vissersboten (zouden die nog gebruikt worden, of liggen ze er alleen als folklore?).

Het meeste zeewier is inmiddels verdwenen en ik zwem even heerlijk. Vervolgens lig ik nog een poosje in de zon, wat hoger op het strand, beetje meer uit de wind, maar dan komt de bewolking opzetten en is het niet lekker meer.

Bij het enige eettentje dat nog open is bij de strandopgang eet ik soep (wist van tevoren niet wat voor soep het was – kaart is alleen in het Pools en bedienend meisje spreekt ook geen Duits of Engels), een kruidige bouillon met stukjes rookworst en een half hardgekookt ei.

Op weg terug naar het huis rijd ik nog een stuk van het fietspad door het bos op. Dat is inderdaad een goed fietsbaar pad, zoals door de eigenaar van het eerdere pension verteld. En dit loopt parallel aan de provinciale weg 501. Goed alternatief voor het eerste stuk morgen.

Bij het huis zit ik nog heel even buiten, maar het wordt al gauw te koud.

Morgen weer echt fietsen!

1-5 september, Tryszczyn - Kwidzyn, 154 km, totale reisafstand 1905 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Van de afgelopen vijf dagen heb ik er maar 3 gefietst. In Chelmno nad Wisla ben ik een dagje extra gebleven (2 sep) en vandaag hier in Kwidzyn (MariĂ«nwerder) heb ik de tijd genomen het kasteel uitgebreid te bekijken. Ik denk dat ik nog 3 Ă  4 echte fietsdagen nodig heb tot aan Gdansk. Morgen nog een stukje van de R1 route, tot Malbork (MariĂ«nburg), en daarna moet ik zelf m’n weg gaan zoeken. De afgelopen dagen is het landschap iets vlakker geworden (niet dat er geen hellingen meer te nemen waren, maar toch) en er waren een paar aardige stadjes. Ook heb ik nog een middag aan een strandje bij een meer weten door te brengen, altijd goed!

Zoals gewoonlijk heb ik een aantal foto’s in de verslagen zelf gezet, en onder het tabje “Foto’s” in dit blog nog meer foto’s per dag opgeslagen.


Zaterdag 1 september, Tryszczyn – Chelmno nad Wisla, 66 km

Om bij dit hotel in Tryszczyn te komen ben ik iets afgeweken van de R1 route. Het eenvoudigst is nu de autoweg rechtstreeks naar Koronowo te nemen, en daar de R1 weer op te pakken. Volgens het personeel van het hotel loopt het fietspad langs de autoweg door tot aan Koronowo. Dat klopt gelukkig. Sterker nog, het is een mooi geasfalteerd pad, dat eerst een ommetje naar links maakt (ik schrik even, gaat dit wel goed?) en dan weer langs de weg loopt, om een paar kilometer voor Koronowo schuin rechts te gaan, door een bebost gebied. Dan voert het pad over een hoge, stalen brug over een diep gelegen riviertje.

Die brug is daar vast niet voor het fietspad gebouwd, bedenk ik. Dat moet die hoogste brug voor een smalspoorlijn zijn, zoals genoemd in het routeboekje. Kennelijk is die lijn opgeheven. Ik vind mezelf redelijk slim, dat ik dit zo bedacht heb, en neem me voor deze fietsbrug aan de R1 organisatie te melden. Kort daarna lees ik op de achterkant van de R1 routebeschrijving de toevoeging achter het stukje over de spoorbrug “jetzt RadwegbrĂŒcke”. Ja, ze zitten daar op mijn opmerkingen te wachten
.

Koronowo is een wat grotere plaats. Ik kom langs een markt en ga die even op. Ze verkopen vooral kleding en groenten en fruit.

Het is nog te vroeg om nu al koffie te drinken, en dat betekent dus geen enkele horeca-stop vandaag, want er is eenvoudigweg verder niets meer op de route. Die is betrekkelijk saai, maar wel redelijk wegdek en niet al te druk. De weg leidt langs een paar mooie meertjes, maar een eindje er vanaf, je kunt er niet bij komen. In Nederland zouden dit soort plekken al lang geëxploiteerd zijn!

Aan het eind van de middag kom ik bij Chelmno nad Wisla. (Dit is dus een andere stad dan het Chelmno in midden-Polen, waar in WO II een concentratiekamp was.) Vanuit de verte kun je de hoger gelegen, ommuurde stad aan de overkant van de rivier de Wisla goed zien liggen. Ik neem verscheidene foto’s van Chelmno met al z’n bakstenen kerken en rode daken, maar door tegenlicht lukken die niet erg goed. Hier toch een van de pogingen.

Vlak voor Chelmno komt de R1 route uit op een grote en drukke provinciale weg. Bij de brug over de – heel brede - Wisla is er dan nog een smal fietspad.

Maar daarna wordt de vluchtstrook waarop gefietst kan worden steeds smaller, tot er niets overblijft. Zie dan maar waar je gaat fietsen! Aangezien het ook eventjes steil omhoog gaat, stap ik voor de zekerheid maar af. In Chelmno vind ik, buiten het ommuurde gedeelte, vrij snel m’n geboekte appartement, oftewel kamer met keukenblokje. Er was voor deze nacht geen hotelkamer beschikbaar.

Het is in een oud, bakstenen gebouw, en ik moet 2 heel steile trappen op.

Daarbij kan m’n fiets alleen gestald worden op een heel nauw plekje, in een niet afgesloten schuurtje. Het appartement is op zich netjes, maar ik ben er toch niet erg blij mee. Warm, twee hoge dakvensters waar ik niet bij kan, en een mini-badkamertje. Wel lekkere douche. Ik had bedacht in Chelmno nog een extra nacht te blijven, omdat het nu al laat in de middag is en ik de stad wil bekijken, maar dat wordt niet op dit kamertje. Ben even bezig met hotel te regelen voor morgen en opschuiven eerder gemaakte reservering voor Kwidzyn van morgen naar overmorgen, maar dat lukt uiteindelijk.

Als ik op zoek ga naar een restaurant zie ik de eerste borden van m’n einddoel:

Kort daarna loop ik de ommuurde stad in langs de Grudzigdka Brama / Graudenzer Tor:

En kom bij het grote marktplein met het Ratusz (raadhuis/stadhuis).

Een restaurant vinden blijkt nog lastig, maar uiteindelijk kom ik terecht bij Restauracja Spichlerz, waar men vooral gespecialiseerd is in vleesgerechten. Door nachtelijk Chelmno loop ik terug naar het appartementje.


Zondag 2 september, Chelmno nad Wisla, 2 km

Vrij slecht geslapen in warme kamer met kriebelend en stug badstoffen onderlaken en telkens verspringende latten van de lattenbodem. Ik pak m’n boeltje en loop voorzichtig de steile trappen af. Dan ga ik met gepakte fiets naar de ommuurde stad: het hotel voor de komende nacht ligt precies aan de andere kant. Bij de toegangspoort, net buiten de stadswallen, zijn er bloemmozaïeken aangelegd, o.a. de kaart van Polen, in de kleuren van de vlag, en voorzien van een hart:

Chelmno is gesticht door de orde van de Teutoonse ridders, ook wel Duitse orde genaamd, in de 12e eeuw. Dit waren geen lieve jongens. Heb Wikipedia erop nageslagen – Ă©rg veel informatie – maar het komt er in het kort op neer dat een christelijke orde, ontstaan in Jeruzalem tijdens de kruistochten, die zich oorspronkelijk bezighield met ziekenzorg aldaar, steeds meer macht wilde en naar zich toetrok. Zij zochten gebieden in Europa om zich te vestigen en streken neer in deze contreien, waar ze grote forten, kerken en kloosters bouwden. Ze breidden hun macht steeds meer uit, en dat ging met veel geweld gepaard. Dit alles onder het mom van kerstening. In 1410 vond er bij Grunwald en Tannenberg een grote slag plaats tussen de legers van de Teutoonse Orde aan de ene kant, en de legers van het toenmalige koninkrijk Polen (iets zuidelijker gelegen dan het huidige Polen) en van het Grootvorstendom Litouwen aan de andere kant. Er vielen duizenden doden. De Teutoonse Orde verloor deze slag, en boette aan macht in, maar het duurde nog eeuwen voor de Orde echt geen betekenis meer had.

Chelmno is, ondanks dat het regelmatig van eigenaar wisselde, in alle oorlogen steeds gespaard gebleven. Daardoor is het nog zeer authentiek, met een vrijwel complete stadsmuur met meerdere torens. Ook de kerken en het fraaie stadhuis zijn nog in zeer goede staat.

Ik kom, langs de poort en via de hoofdstraat weer uit bij het marktplein, waar toch weer wat foto’s gemaakt moeten worden

En ik zie een wel erg fleurig bloemenstalletje

Alleen enkele bossen chrysanten in een emmer zijn echt, de rest is allemaal plastic



En de EU heeft ook hier weer zijn bijdrage gedaan:

In het raadhuis is ook een klein toeristenbureautje, maar de dames aldaar spreken geen Duits of Engels. Dan maar met handen en voeten. Ik begrijp dat je bij een van de kerken de toren op kan klimmen en het uitzicht bewonderen. Ook is er in het raadhuis een museum en ik meen te begrijpen dat dat weer opengaat om 15.00 uur. (Mis. Het gaat dan juist dicht :-)). Weer buiten zie ik een vakantiefietser staan bij zijn zwaarbepakte fiets. Die zie je hier zo weinig, dat ik hem aanspreek. Het is een Zwitser, die eerst naar Zweden is gefietst, vandaar per boot is overgestoken naar de Baltische staten, en nu via Polen terug onderweg is naar huis. We hebben een geanimeerd gesprek – in een mix van Duits en Engels - over fietsreizen en vergelijken onze fietsen. Hij rijdt op een vrij zware typische vakantiefiets en we bespreken de voor- en nadelen van brede 26-inch banden versus smalle 28-inch banden (de eerste zijn fijner bij gravelwegen en bospaden, maar trappen zwaarder dan 28-inch banden, die het weer beter doen op asfalt).

Dan loop/fiets ik verder naar het hotel Karczma Chelminska (de herberg van Chelmno) dat tegenover een van de nog bestaande stadstorens ligt, de kruittoren.

Lijkt prettig hotel rond een binnenplaats. Zonder fiets en bagage ga ik verder op pad. Ik loop langs de Mariakerk en loop er even binnen.

De dienst bij de Mariakerk gaat net uit. Het katholieke geloof is hier nog springlevend; ook veel jonge mensen komen uit de kerk lopen. Van de man bij het loket voor het uitzichtterras (op de kerktoren) begrijp ik met enige moeite dat er pas na drieĂ«n weer toegang is. Dan kom ik later weer terug. In deze kerk wordt een relikwie van de heilige Valentijn bewaard (wat precies heb ik nergens kunnen lezen, een botje of zo?). Een slimme medewerkster van de gemeente Chelmno bedacht dat dit wel gebruikt zou kunnen worden voor de marketing van haar stad, en sindsdien adverteert Chelmno zich als “stad van de verliefden” en elk jaar op Valentijnsdag zijn er festiviteiten en is er grote toeloop.

Zo is er een "verliefden-bankje" geplaatst,

en staan er 2 grote bloemenharten in een parkje.

Ik loop verder langs een klooster en nog een andere 14e eeuwse gotische kerk, vooral ook mooi van binnen:

Na een late lunch loop ik terug naar de Mariakerk. Overigens zou dit de grootste gotische bakstenen kerk zijn die er bestaat. Ik koop een kaartje voor de toren en klim de hele steile enge trappen op. Eerst een lange smalle wenteltrap met touwen langs de zijkanten als leuning, daarna rechte houten trappen. Dacht dat ik geen hoogtevrees had

 Boven wel een heel mooi uitzicht!

Dan weer omlaag, voetje voor voetje. Helemaal lastig met linkerenkel die nog niet wil buigen met trap aflopen.

Dit is de toren die ik beklommen heb, tot bovenaan het vierkante gedeelte:

Het is dan hoog tijd voor een pauze op een van de terrassen op de markt. Je moet hier bijna altijd je bestelling bij de bar opgeven en gelijk betalen. Je consumptie wordt dan naar je tafel gebracht, en je kunt verder blijven zitten zolang je wilt, niemand die bij je aandringt nog iets te gebruiken. Toch een voordeel. Ik ga eten in het restaurant van het hotel (redelijk goed) maar dit sluit om 20.00 u en voel me enigszins weggekeken. Dan nog maar even terug naar het marktterras, waar op tv eerst jaren ’70 videoclips worden getoond (Village People) en vervolgens classic rock (the Police en Queen) - jeugdsentiment!


Maandag 3 september, Chelmno – Grudziadz (Jeziorio Rudnickie Wielkie), 31 km

Ik vertrek vrij vroeg en de eerste 15 km gaan als een speer. Goed asfalt, vrij vlak en niet al te druk, lekker! Ik fiets aan de rechterzijde (oostkant) van de rivier de Wisla aan de rand van een breed dal. Maar dan ineens stijgt de weg sterk en haal ik het niet eens in versnelling 1/1. Na de klim volgt wel weer een mooi uitzicht op het dal en in de verte een lage bergrug.

Daarna wordt het drukker, ik kom in de voorsteden van Grudziadz (Graudenz) en de route komt noodgedwongen uit op de vrij grote weg nr. 55. Bij een rotonde staat een bord dat naar rechts wijst, naar hotel Rudnik, aan een meertje. In de routebeschrijving had ik dit al zien staan, maar het kwam niet handig uit bij de fietsplanning. Ik ga hevig twijfelen, heb pas zo’n 28 km gefietst. Aan de andere kant, het is nu prachtig weer en ik heb in weken niet gezwommen. In een benzinestation bij de rotonde – waar de koffieautomaat het niet doet – ga ik aan een tafeltje zitten om te kijken of ik er toch een kamer kan boeken en of ik mijn reservering voor Kwidzyn nog eens een dag kan opschuiven. Dat lukt, dus ik fiets de zijweg in en sta zo’n 3 kilometer later bij dit stille hotelterras:

Het meisje bij de receptie wil me aanvankelijk nog niet op de kamer laten, want het is nog vóór twaalven en inchecken kan formeel pas vanaf 15.00 u, maar als ik vraag of ik iets extra’s kan betalen en dan wel alvast van de kamer gebruik maken (is zoveel makkelijker met verkleden en zo) dan vraagt ze het aan haar leidinggevende en kan het wel, voor niets. Dus binnen een kwartier zit ik op het strandje, heb ligstoel, matrasje en parasol gehuurd, en ben klaar om een duik te nemen.

Maar, als ik naar de waterrand loop, zie ik daar een slang zwemmen! Een dun slangetje, dat wel, maar zo’n 70-80 cm lang. Z’n kopje boven water, en bewegend met zo’n typische slingerbeweging. Wat nu? Ik vraag aan het meisje van het cafetaria/boten- en ligbeddenverhuur of hier veel van dit soort slangen zitten en of ze gevaarlijk zijn. Ze kijkt me aan of ik gek ben en overlegt met een alleen Pools sprekende man. Hij beweert dat ik vast een vis gezien heb. Echt niet! Ik ga er maar van uit dat deze slangen banger voor mij zullen zijn dan andersom, dus ga toch zwemmen. Blijf wel een beetje huiverig en zwem gauw naar het diepe toe. (Later heb ik e.e.a. opgezocht; was waarschijnlijk een ringslag, die kunnen goed zwemmen.)

Verder zit ik die middag heerlijk lui, ga nog een paar keer zwemmen en kijk naar andere - opvliegende - waterbewoners:

Het is heerlijk weer, 25 graden en een bijna strakblauwe lucht, met later op de middag Ă©Ă©n wolkje:


Dinsdag 4 september, Grudziadz (Jeziorio Rudnickie Wielkie) – Kwidzyn, 55 km

’s Ochtends vroeg is het nog vrij koud en erg grijs, als ik vertrek:

De weg naar Grudziadz (Graudenz) is druk, maar er is een fietspad. De route stuurt me echter van de linkerkant weer terug naar de rechterkant van de weg, en zo mis ik bijna het bordje met de afslag. Inmiddels ben ik wel getraind in het traceren van de bordjes op de meest onmogelijke plaatsen! Even puzzelen en zigzaggen om het fietspad aan de uiterste westzijde van de stad, langs de Wisla, te vinden. Dit blijkt, als ik er op uit kom, vernieuwd te worden, dus nog een stukje via de gewone weg en verderop naar het fietspad toe. Dan volgt een mooi stukje met uitzicht op de rivier en de grote stalen boogbrug (11 bogen in totaal). Vlak voor de brug:

een erna:

En erna:

Na ca. 8 km kom ik bij de oude vestingwallen en pakhuizen van Grudziadz (Graudenz). Ook deze stad viel beurtelings onder Duits en Pools bewind. De stad is door de eeuwen heen een belangrijke vesting geweest, en er zit nog steeds een legerplaats aan de noordkant. Grudziadz/Graudenz is in WO II voor een deel verwoest en ook hier vandaan zijn na de oorlog grote aantallen Duitsers verdreven c.q. vermoord. Men koestert nu de nog overgebleven oude vestinggebouwen.


De steile, met kasseien geplaveide toegangsweg (zie foto) is niet fijn voor m'n fiets, dus ik rijd even om en kom al gauw bij het marktplein, waar nog enkele oude gebouwen bewaard zijn gebleven.

Ik loop door richting de vestingwallen en maak daar de nodige foto’s.

Terug op de markt zie ik uit de verte een vrouw zitten op een bankje, naast een bronzen beeld, zich niet bewust van het grappige plaatje dat dit oplevert:

(beetje wazig). Als ze weg is bekijk ik het beeld van dichterbij.

Er staat geen uitleg bij, maar via de titel van het boek kom ik erachter dat dit een beeld moet zijn van Copernicus (die van het destijds revolutionaire idee dat de aarde om de zon draait i.p.v. andersom). Hij schreef ook verhandelingen over de economie en het slaan van munten, “modus cudendi monetem” en de implicaties daarvan, zoals inflatie. Dit laatste presenteerde hij in 1522 aan de Pruisische regering in Graudenz. Vandaar.

De fietsweg uit Grudziadz gaat nog even over het fietspad, dat met een paar haarspeldbochten omhoog gaat.

Op foto's lijkt alles minder steil!

Boven nog een laatste blik op de Wisla, en dan gaat het pad, voor de nog actieve legervesting langs, rechtsaf meer het binnenland in en kom ik weer uit op een gewone weg. Ik fiets lekker en stop bij van alles wat me opvalt om het beter te bekijken en foto’s te nemen, zoals een zwam op een boom,

en tabak:

Het laatste stuk is echter minder prettig: slechte weg en harde tegenwind. Even doorbijten. Pas over vijven kom ik aan bij Kwidzyn, waar het grote en beroemde kasteel in de avondzon ligt (wel even een plekje moeten zoeken voor een foto zonder storende gebouwen en borden op de voorgrond!).


Woensdag 5 september, Kwidzyn (Mariënwerder), niet gefietst

Vandaag puur toerist geweest. Heb uitgebreid het grote, door de Teutoonse Orde gestichte kasteel bekeken. Het dateert uit de 14e eeuw, maar daarna zijn er diverse aanpassingen aan gedaan en zijn er restauraties geweest. Nu wordt het aangeduid als het kasteel van Kwidzyn, maar in vroeger tijden heette het Mariënwerder.

Het meest markant aan dit kasteel is een hoge brug die uitkomt bij een toren. Dit is een zgn. “Dansker”, en dit is 

 een latrine. Speciaal zo gebouwd dat alle uitwerpselen en urine weggespoeld konden worden door een destijds daaronder lopend riviertje.

En gezien vanaf de andere kant:


Ik bezoek het museum in het kasteel en door middel van de audiotour, in goed Engels, word ik rondgeleid en krijg ik uitleg over de diverse exposities. Daarnaast wordt ook het een en ander verteld over de geschiedenis van het kasteel en de diverse functies. Er is een expositie met glaswerk uit de 20e eeuw:

En er zjn wat archeologische vondsten, tentoongesteld in de kelders:

In een zaaltje wordt ook een video vertoond, waarop beelden vanuit de lucht:

In een andere ruimte worden allerlei schilderijen en voorwerpen getoond met het kasteel als onderwerp, van een paar eeuwen terug tot heel recent.

Via de hoge brug, waarbinnen allerlei oude voorwerpen tentoongesteld worden,

kom je in de Dansker uit, en dit is het latrine-gat,

en dit het uitzicht vanuit de toren:

Er is ook nog een uitgebreide expositie over de natuur in deze omgeving. Op zich interessant, maar ik heb het dan wel een beetje gehad. Ik ga nog even naar de bij het kasteel behorende kathedraal, maar die valt me wat tegen. Ik merk dat ik moe ben, meer nog dan wanneer ik aan het fietsen ben!

Na een late lunch met koffie en een tosti in een gezellig en modern restaurantje/koffiehuis heb ik weer wat energie gekregen en loop nog even verder door Kwidzyn. Er is niet veel bijzonders te zien, maar de sfeer is wel prettig. En ik zie dat de expansiedrift van sommige Nederlandse bedrijven zich ook uitstrekt tot in kleine Poolse provinciestadjes:

Terug bij het hotel begin ik aan dit verhaal voor op het blog. Wat later ga ik eten bij hetzelfde tentje als voor de lunch – een stuk gezelliger dan het wat formele restaurant bij het hotel, en een prima salade.

29-31 augustus, Pila - Tryszczyn, 133 km, totale reisafstand 1751 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Een verslagje van maar 3 dagen, en dan nog korte afstanden. Maar ik ben hier vrij vroeg aangekomen in Tryszcyn (uitspraak Trissin??), en had nu even tijd. Er zijn geen erg spannende dingen gebeurd, misschien gelukkig maar. Het fietsen gaat nog altijd goed, en het wegdek blijft wisselend van kwaliteit, zeg maar
.. Maar, toch weer een stukje opgeschoten. Ik besef dat ik vrij ruim in de planning zit, dus als ik straks ergens kom waar het bijzonder prettig of interessant is, dan ga ik wat vakantiedagen inlassen.

Overigens spreekt men in dit deel van Polen Pools. Punt. Werd er westelijker nog wel iets Duits gesproken, hier kent niemand Duits of Engels. Misschien wel Russisch, maar daar ben ik weer niet zo sterk in

 Dus veel handen- en voetentaal en veel glimlachen.

Zoals altijd heb ik een aantal foto’s in de verslagen zelf gezet, en onder het tabje “Foto’s” in dit blog nog meer foto’s per dag opgeslagen.


Woensdag 29 augustus, Pila – Krostkowo, 47 km

Vanochtend door de wekker heen geslapen. Was een beetje laat geworden gisteravond met de blog bijwerken, dat zal de oorzaak zijn. Na inpakken, douchen, ontbijten en uitchecken kon ik even voor negenen vertrekken. De fiets werd door de portier voor me uit de bagageruimte gehaald en zo kon ik de fiets opladen in de lobby, juist voor een mooie spiegel voor een foto.

Via een parkje langs de rivier de Gwda bereik ik de buitenwijken van Pila en rijd de stad uit. En dan ligt daar ineens zomaar een net nieuw aangelegd mooi fietspad, met van dat rode fiets-asfalt!

Jawel, zeker 500 meter. Goed, daarna dus weer gewoon de autoweg op, in zuidelijke richting. Na ca. 8 km slaat de route naar links af, een heel rustig asfaltweggetje in. Het weer is lekker (tot ca. 23 graden), de omgeving aardig en de weg fijn, niets te mopperen dus. Maar er is altijd een “maar”. Zoals al op de routebeschrijving staat aangegeven volgt er nog een stuk gravelweg:

Op het kaartje in de routebeschrijving lijkt het om een stuk van 10 km te gaan, maar het valt mee, het zijn er maar 6. En er zijn niet al te veel hellingen op dit stuk, dus het is te doen, over de soms puntige stenen. Lang leve de Schwalbe anti-lek banden! Daarna volgen weer wegen die niet al te druk zijn en met redelijk asfalt. Hier glooit het weer meer.

Ik fiets aan de noordkant van het brede dal van de rivier de Notec, dat van west naar oost loopt, over een heuvelrug. Dat lijkt zo’n beetje de Betuwe van Polen te zijn: overal fruitboomgaarden. Donker blauwpaarse pruimen, groene peren en appels in allerlei kleuren, tot zelfs lila-roze aan toe. Ziet er mooi uit.

Het is hier een welvarende streek, met veel agro-bedrijvigheid en mooie huizen. Bij verschillende boerenbedrijven hangen borden waarop staat dat er steun is verleend door de EU. Er is hier in ieder geval iets mee gedaan.

Ik had overigens eerder trek in koffie gekregen en in een iets groter dorpje aan een passerende vrouw gevraagd naar een cafeetje o.i.d. Dat was er niet, maar volgens haar moest ik naar Gabrionna. Daar zou ook de R1 route, met een omweggetje, vanzelf uitkomen, maar de vrouw gebaarde en zei in rap Pools dat ik Ă©cht de andere kant op moest gaan. Op de kaart leek dat te kloppen, ook zo zou ik in Gabrionna komen. Een beetje tegen m’n gevoel in volg ik de aanwijzingen van de vrouw – ik had haar immers zelf aangesproken. Mijn gevoel was niet onterecht: weliswaar is de afstand korter, maar er zitten twee gemeen stevige hellingen op deze weg, die ik beide niet helemaal fietsend haal. En in Gabrionna was niets te vinden wat ook maar op iets van horeca leek



Een half uurtje later, in Bialosliwie, probeer ik het weer. Wel twee grote supermarkten en de nodige kappers, maar horeca ho maar. Gevraagd bij een benzinestation en deze man wijst me een kilometer terug. Dan ga ik wel de heuvel af, maar zowaar, een restaurantje:

Wel goed opletten, want aan schreeuwende commerciĂ«le reclames doen ze hier niet en het lijkt gesloten. Het is – wat anders? – een pizzarestaurantje, en ik krijg een grote bak hete, slappe oploskoffie. Lopend terug de helling op.

Tegen half vier bereik ik m'n overnachtingsadres, de Gospodarstowo Agroturystyczne Ranczo w Dolinie van Martin en Teresa in Krostkowo.

Voor degenen die het vorig verslag niet gelezen hebben: Dit is het adres dat ik gisterochtend vanuit mijn hotel in Pila gebeld had en waar de man aan de telefoon zei dat er plaats genoeg was. En dat ik toen anderhalf uur later in het centrum van Pila een vrouw op straat aansprak omdat ik op zoek was naar een kantoorboekhandel, en zij me verwees naar haar beter Duits sprekende dochter, die ik, na aankoop van het schriftje, weer tegenkwam en met wie ik een praatje maakte. En er toen achter kwam dat haar ouders die Agroturystyczne in Krostkowo hadden. En Pila heeft 75.000 inwoners.

Als ik het erf op fiets komt Teresa gelijk naar me toelopen en omhelst me alsof ik een oude vriendin ben. In Duits en gebarentaal verwonderen we ons over dit toeval. Zij wijst naar de hemel, en wie weet was dit wel voorbeschikt. In ieder geval word ik hartelijk ontvangen met koffie, water en bonbons, en moet ik minstens 4 appels meenemen naar het huisje dat ik vannacht heb. Haar man Martin komt even later thuis en neemt een foto van ons.

Dan loop ik het erf af naar beneden – en daar is, zoals ik al gelijk gezien had, een waanzinnig panoramisch uitzicht over het brede dal van de Notec:

Er zijn 3 huisjes, en dat aan de linkerkant is voor mij. Het is zo’n soort Scandinavische blokhut met kleine veranda aan de voorkant. Ik neem natuurlijk wel 20 foto’s van het uitzicht. Beneden aan de heuvelrug loopt een spoorlijn (vanuit Warschau, volgens Martin) en links is een klein stationnetje.

Ook heb ik buren

aan wie ik later twee van de appels voer. En een brutale gast die zomaar mijn huisje binnenloopt, en als ik haar/hem eruit stuur, zich eerst eens even rustig gaat wassen in het gras,

en zich daarna genoeglijk nestelt op de veranda.

Kortom, een hele mooie overnachtingsplek!

Zie ook de fotogalerij voor nog meer uitzichtfoto’s :-).

Martin brengt me later een pizza als avondmaaltijd. Als het donker wordt zie ik in de verte, aan de andere kant van het dal, allemaal kleine rode lichtjes op een rij, die aan en uit flakkeren: een rij windmolens op de heuvelrug aan de zuidkant van het Notec-dal, ik schat op wel 30 km afstand.


Donderdag 30 augustus, Krostkowo – Mrocza, 45 km

Als ik ’s ochtends de deur van het huisje opendoe om naar het toilet en de douche te gaan (het is wel een soort camping) komt mijn zwarte ongenode gast er gelijk aan en gaat zich binnen in een van die onmogelijke acrobatische houdingen wassen. Ik weet hem/haar toch te bewegen terug de veranda op te gaan, maar word daar dan wat verwijtend aangekeken.

Ik maak het goed met een klein stukje overgebleven pizza. En dan moet ik toch echt weg hier.

Boven op het erf komt Teresa het huis al uitgelopen en neemt de lakens en handdoek in ontvangst. Ik had ze niet hoeven mee te nemen, begrijp ik. We nemen hartelijk afscheid van elkaar, met 3 zoenen. Ze zegt me nogmaals hoe ze me bewondert met dat fietsen, in half Duits, half Pools. Lief.

En dan echt weer op de fiets. Al gauw daal ik van de heuvelrug af tot bijna beneden

en blijf dan net even hoger dan de spoorlijn langs het dal fietsen tot aan Osiek nad Notecia. Dat leek een wat groter plaatsje en ik had gehoopt daar te kunnen ontbijten, maar nee.

Wel is even verder een openluchtmuseum, dat ik bezoek. Ik word gelijk benaderd door een jonge vrouw, gids van dit museum, die echter geen Westerse taal spreekt. Maar ze hebben wel een audiotour in het Engels. Ik begrijp dat de tour 1 tot 2 uur duurt, en dat is me iets te lang. Ik maak met een vertaalprogramma op mijn telefoon duidelijk dat ik maar een half uur tijd heb. Daarop krijg ik een aangepast programma: de jonge vrouw loopt met me mee en met haar audio-apparaat bestuurt ze ook het mijne. Ook opent ze met een sleutel de diverse gebouwen. Het is best interessant, en achteraf heb ik een beetje spijt dat ik mezelf maar een half uur gunde, ik had vandaag uiteindelijk tijd genoeg.

Het museum lijkt wel op het openluchtmuseum bij Arnhem. Ook hier huisjes uit 19e eeuw, ingericht en wel.

Ook zijn er molens, en de audiogids legt uit hoe ze werken. Als rechtgeaarde Nederlandse wist ik dat natuurlijk al wel.

Het terrein van dit museum is aangelegd op een 2500 jaar oud grafveld, en men heeft hier archeologische vondsten gedaan, die in een apart gebouw worden tentoongesteld. Het meest bijzondere zijn de gevonden urnen, waarop met veel precisie gezichtjes zijn aangebracht.

(pas achteraf zag ik mezelf in de spiegeling van de vitrine).

De gids is zo aardig om te regelen dat ik koffie kan drinken in het museumcafeetje, dat eigenlijk gesloten is.

Dan weer op weg. Vlak na Osiek verlaat de route het dal van de Notec en slaat af naar het noorden. Weer even wind mee! Even gestopt bij een Mariabeeld met linten en een daarachter gelegen rozenveld.

Het begint warm te worden, de weg is rustig en ik doe de irritante helm af. Kort daarna suis ik met een vaartje van 46,9 km/u een helling af. Da’s best wel hard. Niet dat het m’n gemiddelde snelheid echt beĂŻnvloedt: even daarna moet ik in versnelling 1-1 weer omhoog ploeteren, en haal ik ternauwernood 6 km/u. De R1 route is niet altijd even logisch. Bij het dorpje Dabki word je rondgeleid langs een landhuis waarover wat wordt gezegd in de beschrijving. Maar het landhuis is privĂ©bezit en je mag niet op het terrein komen, en vanaf de weg is niets te zien.

En dan lijkt het alsof ik ineens een enorme afstand heb overbrugd:

Ik zal niet de enige zijn die een dergelijke foto maakt!

Ergens bij een vrij onbetekenend dorpje staat een groot bord met informatie (alleen in het Pools) over de R1 route.

Maar het is toch leuk om daar ineens ook “Den Haag” te zien staan. Toch mijn geboorteplaats.

In Mrocza heb ik een slaapplaats gevonden in het internaat van een sportcentrum. Simpel, maar netjes. Ik kan daar wel ontbijten, maar voor het avondeten ben ik aangewezen op de supermarkt, er is geen restaurant in Mrocza. Ik fiets toch nog even het centrum in. Vrij groot, en recent heel aardig ingericht marktplein met allemaal mooie houten banken en een speelse fontein. Uitgelezen plek voor horeca. Kennelijk zit dat nog niet in het systeem van de Polen.

En ik zie dat het laat in de middag toch nog 29 graden is.


Vrijdag 31 augustus, Mrocza – Tryszczyn, 41 km

Vanmorgen een eenvoudig ontbijt, maar wel veel, zoals gebruikelijk. Ik wil graag thee, maar begrijp de dame van de bediening niet goed als ze me de keuze geeft tussen een zak met een en ander, of een blikken trommeltje waar Lipton op staat. Dat tweede kies ik dus, en de dame schept daaruit oploskoffie
..

In dit sportpensionaat zitten, nu althans, voornamelijk aannemers en werklui. Aan het tafeltje voor me telefoneert een man in een taal die ik niet thuis kan brengen. Naderhand rijdt hij weg in een bestelbus van een bedrijf uit Estland. Toch apart, deze werkmigratie. Veel Polen werken in Nederland (en enkele Nederlanders in Polen), en Esten werken dan weer in Polen.

Ik fiets langs de nieuwe sporthal:

Het is somber, grijs weer, het miezert een klein beetje en het is koud. Al gauw trek ik m’n regenjack aan. Ik kom langs een monument ter nagedachtenis aan een aantal in de tweede Wereldoorlog vermoorde mensen uit Mrocza. Er staan Poolse vlaggen bij en er ligt een vers bloemstuk bij van echte, rood en witte bloemen.

Ik ben vrij vroeg weggegaan en schiet goed op. Overweeg even m’n hotelplanning aan te passen, want de afstand van vandaag is wel erg klein, maar doe dat toch niet. Ik heb immers tijd genoeg, en nu kan ik vanmiddag rustig het blog doen.

Op een bepaald moment lijkt het alsof ik in Nederland aan het fietsen ben: vlak land, grijze lucht, goed wegdek:

Onverwacht, want de dorpjes bestaan hier uit 3 verspreid staande huizen, staat ergens langs de weg een huis/winkeltje waar naast de deur een bord met de tekst “cafe” erop hangt. Zou het?

Binnen is het een winkeltje dat lijkt te zijn blijven steken in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Maar op mijn – in het Pools – gestelde vraag naar koffie wordt geknikt en een waterkoker wordt aangezet. De dame van de winkel dirigeert me weer naar buiten, naar de picknicktafel, en brengt me 5 minuten later een beker – drinkbare – oploskoffie. En ik mag niets betalen! Als ik de beker terugbreng en het nogmaals vraag, schudt ze haar hoofd en zegt “na zdrowie”, wat proost of op je gezondheid betekent. Ik bedank haar in het Pools met “dziekuje” en voeg daar in het Nederlands aan toe dat ik het heel vriendelijk van haar vind. Per slot gaat het om de intentie waarmee je iets zegt, en ik denk dat ze me wel begreep.

Kort daarop kom ik bij het Parkhotel in Tryszczyn, een soort kleine Van der Valk aan de provinciale hoofdweg, en een beetje oubollig wat kamerinrichting betreft. Maar het meisje bij de receptie spreekt redelijk Engels, en dat is wel zo makkelijk!

Rustige middag, verslag bijgewerkt, en die plaats ik nu op de blog in een zijzaaltje van het hotel (in de grote zaal is een vrolijke bruiloft aan de gang). Tot de volgende keer!


23 - 28 augustus, Osno Lubuskie - Pila, 248 km, totale reisafstand 1618 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Nou, ik ben weer een stukje dieper in Polen aangekomen! Het gaat goed met mij en met het fietsen, alleen organisatorisch zijn er de afgelopen 24 uur nogal wat problemen geweest en leek het of mijn tocht hier in Pila zou stranden. Maar dat lijkt nu allemaal te zijn opgelost, dus morgen met frisse moed verder.

Hieronder weer de dagelijkse verslagen van mijn wederwaardigheden, soms heel leuk, soms wat minder, en bij tijd en wijle mijn overpeinzingen. De afstanden per dag zijn vaak heel verschillend. Dat komt met name omdat de accommodatie-mogelijkheden heel beperkt zijn. Het liefst zou ik elke dag ca. 60 km willen fietsen, maar dat lukt lang niet altijd.

Sommige foto’s heb ik in het verslag gezet, en onder het tabje “Foto’s” in dit blog vind je er – per dag – nog meer.

Donderdag 23 augustus, Osno Lubuskie, niet gefietst

Dit is wel een heel ontspannen dagje. Na een ontbijtje met uitzicht

ga ik aan dezelfde tafel m’n foto’s uitzoeken en blog bijwerken van 19-22 augustus.

Dat kost toch altijd wel wat tijd. ’s-Middags loop ik naar het strandje,

waar het zeer prettig toeven is. Meerdere malen gezwommen.

Aan het eind van de middag komen, zoals gebruikelijk, de zwanen even kijken of er nog iets te eten valt.

En als de zon onder gaat loop ik terug naar mijn hotel.

En daar zie en spreek ik weer enkele van de Nederlandse mannen die hier werken, hetzij tijdelijk, hetzij permanent. Leuke gesprekken over van alles. Opvallend is de gedrevenheid en werklust van hen. En ik ben Kees (ja toch?) nog heel dankbaar omdat hij me heeft uitgelegd hoe ik via mijn telefoon internet toegang kan krijgen met mijn laptop. Dus dan hoef je niet op het openbare wifi-net van het hotel. Voor de meesten van jullie waarschijnlijk al bekend, maar voor mij niet. Het is heel simpel, maar je moet het wel even weten!

Vlak na het eten komt nog een Duitse hotelgast naar me toe. Hij zag me zitten puzzelen en zoeken met de R1 route en vertelt dat hij die route een paar jaar geleden ook gedaan heeft en zelfs naar de Noordkaap is gefietst. Zo zie je, ik ben niet de enige fietsgek
..


Vrijdag 24 augustus, Osno Lubuskie – Miedzyrzecz, 73 km

Hartelijk gedag gezegd door de dames van de receptie en door Harold (een van de Nederlanders) ga ik redelijk vroeg op weg. Door het stadje en langs het Ratusz:

Inderdaad, het raadhuis oftewel stadhuis. (Het Poolse woord lijkt zelfs nog meer of het Nederlandse raadhuis dan het Duitse Rathaus.) Het landschap is glooiend, met soms korte steile stukken. In een iets groter plaatsje drink ik koffie bij een ijs- annex gebak annex koffiezaakje, hier gewoonlijk cukierna geheten. Zoiets als een Duitse konditorei. En lody is overigens het woord voor ijs en kawa voor koffie. Langzaamaan ga ik wat Pools herkennen.

Weer onderweg gaat het regenen, maar gelukkig niet voor lang. Tijdens de ergste bui is zelfs een plekje onder een boom genoeg om droog te blijven.

Het stuk met fietspad langs de weg duurt helaas niet al te lang. Al gauw moet ik weer over de drukke autoweg zelf. Is niet fijn en ontspannen fietsen, zeg maar.

Er zijn bepaalde dingen hier die me opvallen. Zo zijn de kruisen en Mariabeelden hier veelal versierd met gekleurde linten. Geen idee wat de betekenis is, maar het staat wel gezellig. Miedzyrzecz (vraag me niet het uit te spreken) is een klein plaatsje met vestingkasteel, dat net dicht gaat als ik aankom.

Niet zo erg, ben toch wat moe. Mijn hotel, Tequila geheten, is eenvoudig. Na douchen/wasje loop ik het plaatsje door en beland o.a. in een kerk, waar een soort van dienst aan de gang is. De pastoor/priester loopt wel rond bij het altaar, maar neemt geen deel. Van de ca. 10 oudere vrouwen die in de kerkbanken zitten, zegt telkens een vrouw een aantal woorden of zinnen, waarna de anderen in koor invallen met een gebed. Apart.

En de grappige dingen die je tegenkomt: er staat op een pleintje een soort telefooncel met tweedehands boeken, zoals je ook wel bij ons ziet. Ik stap binnen in de hoop een Duits boek te vinden (lezen vanaf m’n tablet op het openbare strandje vond ik toch niet zo’n goed idee, gewoon een boek is praktischer). In het mini-bibliotheekje zijn echter bijna alle boeken in het Pools, logisch. Er staan 3 Duitse boeken, helaas te zwaar om mee te nemen. Een ervan is deze:

Brautflug, uit het Nederlands vertaald, Bruidsvlucht. (Als film uitgebracht met de goed-Nederlandse titel Bride flight – wel een mooie film, met prachtige opnamen van Nieuw-Zeeland).


Zaterdag 25 augustus, Miedzyrzecz – Miedzychod, 40 km

Het eerste stuk fietsen was op een fietspad langs een provinciale weg. Rijdt wel fijner dan op de hoofdweg, alleen hadden ze, misschien door weinig ervaring met de aanleg van fietspaden, de tegels in de lengterichting van het fietspad gelegd, waardoor ik, met de smalle banden, telkens het gevoel kreeg wat weg te glibberen. (Ook altijd wat te zeuren, die Tanja!) Daarna weer een stuk over de autoweg. Het is fris, bijna koud, maar door de hellingen fiets ik me warm.

Bij deze plaats:

(uitspraak?) heb ik de keuze voor verschillende routes. Ik kies de langste, 24 km, maar volgens de beschrijving zou dat de mooiste en stilste zijn, met beste asfalt. Dan is de keuze snel gemaakt. Het klopt in ieder geval voor de eerste 7 km, een afwisseling van akkers en bos.

Volgens de beschrijving zou er ergens een schilderachtig kerkje bij een meertje zijn. Dat staat een beetje verstopt en je krijgt er geen goed zicht op. Pas vlak voor Miedzychod, bij de hoofdweg, is er een gelegenheid voor koffie. Het restaurant is weliswaar dicht, maar daartegenover is een modern benzinestation en zo ben ik weer even in de 21e eeuw 
.

Het hotel dat ik in Miedzychod geboekt heb, Neptun, ligt vlak aan het meer. Ligging is inderdaad fraai, maar hotel zelf, uit de 70er jaren (?) is zeker aan de buitenkant hard aan een opknapbeurt toe. De kamer valt mee, en ik heb een er een terrasje.

Het weer werkt alleen niet erg mee. Uit de verte hoor ik al een tijdje een omroeper schallen, dus ik loop het stadje in om te kijken wat er aan de hand is. Er blijkt een 10 km loop te worden gehouden, met finish in het centrum.

Het is een feestelijk geheel, compleet met harmonie bij de aankomst.

Er is zowaar een klein terrasje op het plein. Er is geen bediening. Als je wat wilt drinken moet je wel zelf naar binnen gaan, trap af naar kelderrestaurantje (snackbarachtige pizzeria, wat anders?) en daar je drankje kopen. Dat doe ik dan ook. Als ik even zit, en de meeste lopers binnen zijn, valt me een dreigende lucht op.

Kort daarna breekt een stortbui uit. Het wordt dan heel gezellig druk onder de parasols. Na een tijdje is het over en ga ik terug naar mijn hotel. Jammer dat het nu vrij koud is en het terras drijfnat en gesloten, want dit is het uitzicht:



Zondag 26 augustus, Miedzychod – Wielen, 64 km

In het formele, stijfdeftige eetzaaltje (de grote zaal wordt voorbereid voor een bruiloft) staat het Poolse ontbijt klaar, altijd met veel rauwkost en zelfs sla, en kruidenkwark en hardgekookte eieren in een mayonaise-augurk saus. Niet slecht!

Ook hangen in het zaaltje historische foto’s aan de muur, o.a. van de vroegere versie van het hotel, veel charmanter.

Nadat ik over de rivier het stadje uitfiets

gaat de route in eerste instantie een tijdje over een fietspad langs de weg. Net als ik er aan denk m’n fietshelm af te zetten, houdt het fietspad op en mag ik me weer mengen tussen het autoverkeer. Ik rijd uiterst rechts, maar dat is ook geen onverdeeld genoegen. Het wegdek aan de zijkanten is verzakt (geen goede fundering?) en deels gewoon kapot en deels opgelapt met plakjes asfalt. Vermoeiend fietsen. Goed kijken waar je rijdt, soms naar het midden van de weg gaan voor beter wegdek, maar dan goed luisteren of er geen auto’s achterop komen.

En al mopperend kom ik dan toch na 30 km bij Drezdenko, voor de koffiestop. Groot plein in midden van plaatsje, met kunstwerk en fontein.

Hier is nog geprobeerd wat van het plein te maken, maar vaak is dat niet het geval. Bijna alle plaatsjes en stadjes hier in dit deel van Polen hebben geen oud centrum. Letterlijk alles is platgebombardeerd of weggeschoten in de tweede Wereldoorlog, ofwel door de geallieerden, ofwel door de Russen. En de opbouw onder communistisch bewind in de jaren ’50 en ’60 moest snel gaan, voor een gezelliger of mooiere bouwstijl was geen tijd en geld. En dat zie je.

Weer verder. Het is een prettige temperatuur om te fietsen, ca. 24 graden. Mooie wolkenluchten.

Dan zie ik langs de weg een aankondiging van een feest van de dorpen Herbertowo en Marianowo (althans, dat begrijp ik er uit) met van grote hooibalen gemaakte figuren, en dat feest is vandaag.

Ik ben redelijk op schema, dus ik ga haaks de zandweg op, 500 m naar het eerste dorp. Daar blijkt dat het feest een paar kilometer verderop is. Voordat ik verder ga, vraag ik aan mensen die naar het feest lopen, of ik via deze zandweg ook weer op de weg naar Wielen uit kan komen. Ik begrijp van wel en dus waag ik het erop. Al gauw valt er niets meer te fietsen, zo zacht is het zand. Veel van de huizen langs de weg zijn versierd, en her en der staan grote figuren van hooibalen.

En speciaal voor mijn clubgenoten bij DKC:

Het blijkt echt een groot feest te zijn. Met veel eten, een podium, optredens en luchtkussens voor kinderen. Voor ik het weet heb ik koffie en taart, en mag naar eigen believen iets in de pot doen of niet, en sta ik even later ook op als – wat ik aanneem – het volkslied wordt gespeeld. Dan zijn er diverse optredens.

En natuurlijk wordt de polonaise gedanst (Polen – polonaise), en meneer pastoor wordt ook uitgenodigd mee te dansen.

Het is erg gezellig, en ik breng er meer dan een uur door. Dan moet ik toch echt op weg. Ik heb voor vanavond een kamer bij particulieren geboekt, en ook die boeking is goed gegaan. Ik word in het Duits door de heer des huizes verwelkomd, zijn vrouw spreekt alleen Pools. Ik slaap op een bedbank, maar dat is prima. Er is zelfs een (pizza – wat anders) restaurantje even verderop. Voor de verandering neem ik spaghetti, maar heb veel peper nodig om het een beetje smaak te geven
.. Wel lekkere koolsla erbij.


Maandag 27 augustus, Wielen – Pila, 71 km

Mijn gastvrouw heeft een ontbijt voor me neergezet waar minstens 4 mensen een goede maaltijd aan hebben.

Ik doe erg mijn best, en haar roereieren met tomaat zijn heel lekker, maar heb toch op een gegeven moment genoeg! Dan pak ik m’n boeltje bij elkaar en laad de fiets op.

Ik geef een compliment over het mooie huis – m’n kamer was ook echt heel netjes en praktisch ingericht - en zij vertelt (in beetje Duits) dat het 100 jaar oud is en vroeger van Duitsers is geweest. Later op de dag moet ik daar weer aan denken.

Onderweg kom ik – volgens het routeboekje – langs een streek waar veel zgn. HollĂ€nder huizen staan. In de 16e eeuw trokken nieuwe bewoners vanuit westelijke gebieden het zompige gebied van de rivier de Notec/Netze in. Zij hadden hun wortels in Vlaanderen, Holland en Nedersaksen. Met veel moeite maakten zij het gebied in de loop der jaren droog en schiepen zo vruchtbare weiden voor hun vee. Zij noemden zichzelf HollĂ€nder, en nu nog heeft het gebied veel kleine boerderijtjes met typerende huizen.

Even verderop, in Nowe Dwory, staat een houten mennonietenkerk uit begin 18e eeuw.

Als ik deze wil gaan bekijken moet ik over het daarvoor liggende kerkhof.

In het midden staat een gedenkmonument, met allemaal namen van jonge mannen die gesneuveld zijn in de eerste Wereldoorlog.

Inderdaad, allemaal Duitse namen. Op het kerkhof liggen links allemaal goed verzorgde (met felgekleurde plastic bloemen) vrij recente graven, met alleen Poolse namen. Aan de rechterkant liggen alleen wat verwaarloosde resten van oude grafstenen.

Ik realiseer me dat hier in een notendop de geschiedenis samengebald is van een paar eeuwen. In eerste instantie die mennonietenkerk, voor de zgn. HollĂ€nder uit de 16e en 17e eeuw. Toen het gebied, wat nu westelijk Polen is, vanaf de 18e eeuw onder Pruisisch bewind kwam, zijn veel Duitstalige mensen hier naar toe getrokken en hebben hier eeuwen geleefd. Zo ook de families van de jonge mannen wiens namen op het gedenkteken staan. Na de tweede wereldoorlog werd dit gebied bevrijd – en verwoest – door de Russen, en werden alle Duitstalige mensen verdreven, ook al woonden hun families hier al eeuwen. (Schattingen zijn dat er toen in totaal vanuit diverse gebieden zo’n 5 tot 6 miljoen mensen gevlucht of verdreven zijn). Daarna zijn er Poolse mensen hier in dit gebied komen wonen, al dan niet vrijwillig, dat weet ik niet.

Ik heb onderweg e.e.a. opgezocht over de geschiedenis van Polen vanaf het begin van de jaartelling, en erg vrolijk word je daar niet van. Veel overheersingen, oorlogen, verwoestingen. Dan was de macht weer in handen van Poolse edellieden, dan weer van de Russen, de Oostenrijkers of de Pruisen. En de natie Polen zelf heeft zich ook niet onbetuigd gelaten met het inpikken van gebieden.

Een paar dagen terug keek ik ’s avonds op mijn hotelkamer naar een programma op de televisie waarin het 100-jarig bestaan van de (moderne) staat Polen werd gevierd. Ook daar kwam de recente historie beperkt in beeld.

Gaan we het ooit leren, met zijn allen? Geen oorlog meer voeren?

Als je zo door Europa reist (ik was een aantal jaar terug ook in Noord Frankrijk, bij Verdun, de slagvelden van de eerste wereldoorlog, en in de gebieden die dan Frans waren, en dan weer Duits) dan geloof je er eigenlijk niet meer in.

Maar goed, het mennonietenkerkje heeft de stormen des tijds doorstaan.

Ik fiets weer verder en word onbedoeld geconfronteerd met een ander probleem, iets van deze tijd:

In een stukje berm, van hooguit 10 meter, waar ik gestopt was om wat te drinken, ver weg van enige bebouwing, heb ik dit allemaal aangetroffen:

Want dat is iets wat me enorm opvalt: de grote hoeveelheden plastic flessen en ander afval, die hier zomaar achteloos worden weggeworpen. Vooral lege plastic waterflessen lijken te zwaar te zijn om weer mee naar huis te nemen, als je ze eerst vol hebt meegetorst. Afgezien van een groot nationaal opvoedingsprogramma is het misschien een goed idee water uit de kraan te verbeteren en te promoten. Belachelijk hoeveel drinkwater hier wordt gekocht in winkels. Ik drink het leidingwater gewoon – niets mis mee.

In Trzcianka (vroeger Schönlanke; op mijn Duitse routekaartjes wordt vaak de vroegere Duitse naam vermeld) drink ik koffie en bij het verlaten van het stadje kom ik langs een fietsenzaak. Hoewel volgens de vriendelijke man van de winkel mijn banden nog voldoende op spanning zijn, laat ik ze toch wat oppompen. Dat rijdt gewoon wat lichter.

Ik moet nog een stuk de heuvel op, en vanaf boven heb ik naar twee kanten weids uitzicht.

Dan kom ik bij Pila (SchneidemĂŒhl), een wat grotere stad. Ik zoek even naar mijn hotel, totdat ik er zowat tegenaan rijd.

Toch lastig om over het hoofd te zien
.

Na de 2e kamer geaccepteerd te hebben, de eerste lag vlakbij de lawaaierige uitlaat van de airconditioning van de keuken e.d., blijkt dat na het douchen, jawel, weer in het bad, de hele badkamer drijfnat te zijn geworden, ondanks dat ik het douchegordijn in het bad had gehangen. Gedoe! Daarna ga ik alvast even mijn volgende hotel plannen. En dan is er ineens nog veel meer mis. De route leidt vanaf hier zo’n 150 km door een gebied met slechts hele kleine dorpjes, en nergens is een hotel!

In het routeboekje staan wel 3 adresjes (een pension, een agrotouristiekstation en kamers bij een sportcomplex) met telefoonnummer, maar dan blijkt mijn telefoon het voor een deel niet meer te doen. Er komt geen enkel geluid meer uit, dus ik kan wel bellen, maar de ander niet verstaan. Ook de laptop heeft kuren met het zenden van mails. Ik probeer van alles, maar kom er niet uit. Een andere weg zelf kiezen, waar wel hotels te vinden zijn, is ook geen optie, want dan moet ik over de snelweg. Strand ik nu hier in Pila?

Ik ga eerst maar eens eten en loop, in het kader van Murphy’s law, eerste de verkeerde kant uit en vind geen restaurant. Wel wat andere typische dingen van deze stad.

Dan uiteindelijk vind ik via mijn telefoon, die wel internetverbinding geeft, een restaurant. Daar eet ik heel redelijk, maar, om bij Murphy te blijven, daar word ik gek gestoken door de muggen.

Terug in het hotel is het eigenlijk te laat om die adresjes uit het routeboekje te bellen met de hoteltelefoon. Ik boek er een nacht bij in dit hotel, want ik ga morgen niet op de bonnefooi fietsen, met de kans geen slaapplaats te hebben. Zeker niet met een kapotte telefoon. Wel krijg ik een andere kamer, deze keer met douchecabine en op de 5e etage. De receptioniste vertelt me ook waar hier gsm-winkels zitten voor m’n telefoon, maar of dat lukt hier, zeker met de taal? En ik vraag haar me morgen wakker te bellen, want de wekker op de telefoon doet het wel, maar geeft natuurlijk ook geen geluid meer




Dinsdag 28 augustus, Pila, niet gefietst

Heel raar gedroomd. Ben natuurlijk al malende gaan slapen.

Nadat ik nog een aantal keer op boekingssites had gekeken of er echt geen hotel ergens langs de route voor de komende 2 dagen is, heb ik de servicedesk van mijn werk gebeld met de hoteltelefoon. En Mark, reddende engel, gaf aan een harde reset te proberen. En ja, toen werkte alles weer! Vervolgens zelf het agrotouristiekstation in Krostkowo gebeld. Voor zover ik de man daar begreep zou er plaats genoeg zijn. En door de receptioniste het sportcomplex laten bellen (daar sprak men echt alleen Pools) en reservering laten doen. Opgelucht!!!!

Ben daarop gelijk koffie gaan drinken bij een cukiernia hiertegenover in het “stadscentrum”.

Als ik het op heb vraag ik aan een voorbijgangster of zij hier een winkel weet waar ik een schriftje kan kopen – het handgeschreven dagboekje begint nl. behoorlijk vol te raken. Zij spreekt niet voldoende Duits, maar gebaart me het haar dochter te vragen, die even verderop in een schoenenwinkel is. De jonge vrouw wijst me naar een klein kantoorboekhandeltje, vlak daarnaast. En daar hebben ze precies zo’n schriftje als ik wil hebben. Als ik uit die winkel loop, komt de jonge vrouw er net aan. We maken een praatje en dan gebeurt er wel zoiets wonderlijks.

Ze vraagt waar ik heen ga morgen en ik leg uit welke richting dat is, en dan zegt ze dat haar ouders daar een agrotouristiekstation hebben. En dat is dus dat adres waar ik naar toe ga! Voor de zekerheid belt ze nog even haar vader, of die mijn reservering wel goed begrepen heeft, en bevestigt alles. Dit is wel extreem toevallig. Voor jullie begrip: Pila heeft 75.000 inwoners en dat plaatsje waar ik naar toe ga morgen ligt hier zo’n 45 kilometer vandaan. Dit hou je toch niet voor mogelijk?!?

Het lijkt erop dat mijn geluk weer gekeerd is. Mooi!

Verder vandaag wat door de stad gewandeld – ook hier, net als in andere plaatsjes, een opvallende overvloed aan kappers!

’s Middags aan dit blog gewerkt. Als ik eenmaal aan het schrijven ben blijf ik gaan. Mogelijk omdat ik alleen reis. Ik wil toch mijn verhaal doen!

Ik ga eten bij een heel praktisch zelfbedieningsrestaurant, Niko express. Je schept zelf op wat en hoeveel je wilt (vlees, vis, rijst, aardappelen, groente, salade) en dan wordt dit bij de kassa afgewogen. Je betaalt per gewicht aan eten, ongeacht wat het is.

Ik betaalde 30 zloty, ca. EUR 7,50 voor deze maaltijd, die heel behoorlijk was, en daarvan was bijna de helft voor het mini-flesje rioja wijn! En de koolsalades zijn hier heerlijk.

Op weg terug naar het hotel kom ik langs een verlichte fontein

Met in het midden precies zo’n wereldbol drijvend op water als bij mij op kantoor, maar dan een slagje groter.

En in het park ertegenover waakt de Poolse paus Johannes Paulus II nog steeds over de inwoners van deze stad.

Terug naar mijn hotel, nog even dit blog plaatsen!


19-22 augustus, Berlijn - Osno Lubuskie (Polen), 172 km, totale reisafstand 1370 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Afgelopen dinsdag, 21 augustus, ben ik hier in Polen aangekomen, na precies 4 weken en een halve dag, en 1342 fietskilometers! Als je goed oplet zie je dat ik dus nog maar 28 km in Polen heb gefietst in die anderhalve dag. Klopt. Geen pech of anderszins, maar ik heb het eerste hotelletje, Villa Plena in Osno Lubuskie, zo goed uitgezocht dat ik er een paar dagen extra ben gebleven! Klein hotel, vlak aan een mooi meertje, met zwemgelegenheid, en het is ook nog eens heel mooi weer, zeg maar gerust goed warm. En ik zit ruim in de tijd. Dus ik heb even een korte vakantie van m’n fietsreis!

Hieronder het verslag per dag met enkele foto’s, en apart ook onder het tabje foto’s de complete fotodagseries (hoewel, compleet? Ik heb al een flinke schifting gemaakt van de gemiddeld 80 foto’s per dag
.).

Overigens, ik vind het ontzettend leuk jullie reacties en aanmoedigingen te lezen. Ik ben dan wel alleen op reis, maar daardoor is het net of jullie een beetje met me meereizen. Bedankt daarvoor!

Zondag 19 augustus, Berlijn Mitte – Berliijn Kleiner MĂŒggelsee, 66 km

Na de fiets d.m.v. twee liften te hebben opgehaald en de gepeperde rekening te hebben betaald, kan ik op weg. Je verwacht bij dit soort grote en dure hotels dat alles in orde zal zijn, maar mijn ervaring is eigenlijk dat ze vaak tegenvallen. Om de lift te kunnen gebruiken moest je hier je kamerpasje scannen (wat je natuurlijk dan weer net goed opgeborgen had in je tas), een eenvoudig bereikbare en veilige plaats voor je fiets was lastig, wifi op de kamer alleen tegen betaling (!) en de kamer was dan weliswaar groot, maar somber bruin ingericht en je moest douchen in het bad, onhandig en zelfs gevaarlijk. Dan toch liever goedkopere hotels die soms onverwacht buitengewoon goed kunnen zijn. Genoeg gemopper.

Ik vind vrij makkelijk de R1 route weer terug. Het is rustig op straat. Grappig dat ik bepaalde punten herken van de rondvaart gisteren. Even over tienen kom ik bij de Alexanderplatz; feitelijk een groot winkelplein waar trams doorheen rijden. Ik ontbijt daar op een terras en bestel een Italiaans kaasontbijt. Lekker, niet duur en ik krijg zodanig veel voorgezet, dat ik een ruim belegd broodje inpak voor de volgende dag. Dan verder langs een heel brede laan met symmetrisch aan beide zijden imposante flatgebouwen.

Dit was voormalig Oost-Berlijn, en dit stuk doet me wat denken aan Boekarest, waar ik twee keer geweest ben en waar ook dit soort brede avenues en gebouwen zijn. Beetje megalomaan.

Vervolgens kom ik langs het restant van de Berlijnse muur, gisteren vanaf het water gezien. Dit is nu een toeristische trekpleister met – soms heel mooie – graffiti kunst.

Het schiet niet erg op met Berlijn uit te komen; ten eerste is het een heel grote stad, en dan zijn er nog ontzettend veel stoplichten. Pas tegen de middag bereik ik een pontje waarmee ik de Spree oversteek en dan in de buitengebieden van Berlijn kom.

Ziet er haast Nederlands uit.

Een aantal kilometer verderop, in de Berlijnse voorstad Köpenick, is een vrolijk zomerfeest aan de gang, met springkussens en -trapezes, en op het terrein van het plaatselijke slot een “Köpenicker winzersommer 2018”.

Ik wist niet wat “winzer” betekende, maar het viel me wel op dat er erg veel standjes met wijn waren; ik moest moeite doen om iets alcoholvrijs te kunnen drinken. Ik heb het even opgezocht, en “winzer” betekent wijnboer of wijnbouwer, het was dus een wijnfeest
.. weer wat geleerd!

Daarna kom ik tegen drieĂ«n eindelijk wat buiten de stad. Volgens de routekaart zou het fietspad vlak langs een groot meer lopen, de Grosser MĂŒggelsee. Dat klopt niet helemaal, slechts twee keer kan ik het door de bomen heen zien. Wel een lekker beschaduwd pad, geen zwemgelegenheid – het is natuurlijk weer eens goed warm. Wel komt het pad wat later vlak langs de Kleine MĂŒggelsee, en langs een uitgelezen badstrand. Ik tuur nog eens op het kaartje en er lijkt even verderop een hotel te zijn. Het hotel dat ik al gereserveerd had haal ik toch niet meer, en kan ik kosteloos afzeggen. En zo beland ik bij het uiterst prettig gelegen Hotel-restaurant Neu Helgoland, met een langgerekt terras aan de Spree en een halteplaats van de waterbus voor de deur, en er is nog een kamer vrij. Snel besloten dus.

Gauw omgekleed en terug naar het zwemstrand, uitgebreid van genoten.

En tot ’s avonds laat op het terras doorgebracht.


Maandag 20 augustus, Berlijn Kleiner MĂŒggelsee – Neuhardenberg, 67 km

Vroeg vertrokken zonder ontbijt, want dat werd hier pas om half acht geserveerd, en voor je het weet is het dan half negen als je kunt vertrekken. En ’s ochtends vroeg is het juist lekker koel om te fietsen. (Ja, ik heb op reis een heel ander dagritme dan thuis, noodgedwongen!)

Deze streek, min of meer langs de Spree en een aaneenschakeling van meren en meertjes, is mooi en welvarend, met soms kapitale huizen.

In Erkner ontbijt ik op een bankje met een half van gisteren meegenomen broodje en een nog iets eerder meegenomen ei (die blijven echt lang goed!).


Het wegdek is heel behoorlijk, hoop dat het zo blijft, want ik moet nog wel wat klimmen vandaag. Er is hier vroeger een spoorlijn geweest, de Ostbahn, gebouwd in 1840, die liep van Berlijn door Polen naar Koningsbergen, nu de Russische exclave Kaliningrad (tussen Polen en Litouwen. Er staat nog wat informatie over met oude foto’s langs de route. Nu is er alleen nog maar een spoorlijntje dat loopt van Berlijn tot aan de Poolse grens bij KĂŒstrin-Kietz.

Later op de dag kom ik bij een dorpje dat wat hoger op de heuvels ligt en wat ooit enige grandeur heeft gehad, te zien aan sommige grote, vervallen huizen. Straten die vrij steil lopen, met kasseien, dus weer even lopen. Daar is ook een gesloten en verlaten station, met enkele oude treinwagons. Ziet er wat triestig uit – kennelijk een voormalig station van die Ostbahn.

Letterlijk een eindstation.

En op het plein daarachter doet een treurwilg zijn uiterste best de fietsbordjes onzichtbaar te maken:

Ik kom onderweg een stel Duitse vakantiefietsers een paar keer tegen, bij de koffie, als zij me inhalen bij een heuvel waar ik niet tijdig schakelde en dus moest lopen, en later als zij ergens boven even staan te rusten. We maken een praatje en wisselen ervaringen uit, m.n. over de Harz en de slechte paden daar. Zij komen uit de omgeving van MĂŒnster en zouden tot Berlijn gaan, maar nu denken ze erover toch door te gaan een stukje Polen in. Aardige mensen, en dit soort ontmoetingen maken de dag gezelliger.

Ik schiet vandaag vrij goed op, ondanks enkele stukken lopen. Het is vandaag een stuk koeler en bewolkt, dat scheelt veel. Ik ben dan ook al om half vier in Neuhardenberg, waar ik een hotel besproken had. In deze streek was eigenlijk geen andere keus, en dit is een hotel in/bij een groot slot. Doet een beetje denken aan Soestdijk! Aanvankelijk krijg ik een grote kamer met een zithoek en badkamer beneden, en op de vide, bereikbaar met een hoge trap, het bed. Met m’n enkel is dat geen goede optie; fietsen gaat goed, maar juist traplopen is pijnlijk. Ik vraag en krijg daarom een andere kamer – dat is helemaal een balzaal, en nieuw ingericht. Maar wel weer met een douche in het bad ;-).

Later loop ik door het park achter het slot.

Er is een bruiloft geweest en de stoeltjes staan nog bij de vijver. In een van de bijgebouwen wordt nu het huwelijksfeest gevierd; ernaast is het “gewone” restaurant voor hotelgasten. Ik voel me nogal afsteken bij de dames in lange glitterjaponnen die af en toe naar buiten komen 
..

Maar een prettig restaurant, met voor de verandering een compleet en erg smakelijk vegetarisch menu!


Dinsdag 21 augustus, Neuhardenberg – Osno Lubuskie, 72 km

Het eerst stuk vandaag gaat over fietspaden langs provinciale hoofdwegen. Goed wegdek, en het schiet lekker op, maar wat saai. Dan volgens boerenweggetjes met betonplaten, en stevige wind half tegen.

Na zo’n 30 km kom ik bij de winterdijk van de Oder, en hier gaat ook de Oder-Neisse Radweg (fietsoute) langs.

Hier kom ik weer veel andere vakantiefietsers tegen en zo bovenop een dijkje fietsen met aan weerszijden vlak land en in de verte de rivier, doet wat Nederlands aan.

Ik kijk uit naar een cafeetje of gasthof, want naast trek in koffie begin ik dringend behoefte te krijgen aan een toilet. Maar dit is een heel verlaten streek en in geen velden of wegen is ook maar iets te bekennen. De behoefte aan het toilet wordt met de kilometer steeds nijpender en ik overweeg ergens de berm in te duiken. Het open landschap en de toch steeds tegemoetkomende fietsers weerhouden me ervan. Vlak voor KĂŒstrin-Kietz, de Duitse grensplaats, is er tot mijn grote opluchting een pensionnetje c.q. kampeerplaats, speciaal voor vakantiefietsers, en dat is open!

Ik ben niet de enige gek die op de fiets onderweg is......

Aan de andere kant van de Oder ligt Kostrzyn nad Odra en vroeger was dit Ă©Ă©n stad samen met het nu Duitse KĂŒstrin-Kietz. Nu dus vormt de brug over de Oder de grens. Om 12.00 u passeer ik deze, na precies 4 weken en een halve dag en 1342 km onderweg te zijn geweest.

Aan de overkant, bij de Poolse grensplaats, natuurlijk weer de klassieke foto:

(zĂł handig, een zelfontspanner en een klein statiefje.)

Kostrzyn was eeuwenlang een onneembare vestingstad, maar aan het einde van de tweede Wereldoorlog is de hele altstadt, binnen de vestingmuren, platgebombardeerd. Het is nooit meer opgebouwd, en nu omvatten de deels gerestaureerde vestingmuren een braakliggend stuk land met wat graspaden er doorheen, waar naambordjes van vroegere straten bij staan. Ik wilde het eigenlijk niet bezoeken, maar kan na de brug het fietspad niet vinden en loop vast bij de voormalige grensgebouwen. Als ik navraag ga doen bij de zijingang van de vesting, is het meisje daar zo vriendelijk en behulpzaam, dat ik gehoor geef aan haar pleidooi de vesting te gaan bezoeken. Het wordt een “Pompeï” genoemd, maar op de een of andere manier raakt het me niet.

Lopen met de fiets over de hobbelige grond gaat lastig, zeker met de nog steeds pijnlijke enkel, en k zoek de hoofduitgang, waar een hotel zou zijn en een geldautomaat. Die vind ik, en ik neem er zloty’s op, een heel pak papier. Ook drink ik koffie en worstel een beetje met welke taal te beginnen. Voorlopig blijkt Duits het best begrepen.

Dan op weg, en de enige mogelijkheid is de drukke 2-baans verkeersweg, en daar staan ook de R1 bordjes langs. Het voelt als een hachelijke onderneming. Men rijdt hard, héél hard. Na een paar kilometer zet ik dan ook mijn helm op. Niet dat dat me zal redden bij een ernstige aanrijding, maar als er dan wat gebeurt, kan niemand zeggen dat ik onvoorzichtig was
.

Gelukkig slaat de route na zo’n 12 km van de grote weg af en fiets ik over kleinere autowegen. Ook hier wordt niet echt langzaam gereden, maar het is wel veel stiller. Het landschap golft meer dan eerder vandaag, en ik moet weer stukken klimmen, terwijl het weer echt warm wordt. (Ook dalen natuurlijk, maar dat is altijd maar kort
).

In het plaatsje Osno Lubuskie vind na enig zoeken en met dank aan de “here” functie op m’n telefoon – toch handig – het hotel Villa Plena. Het ligt naast een kleine camping (letterlijk 3 caravans en 4 huisjes) en een recreatiestrand aan een erg mooi meertje. Ik overweeg gelijk hier langer te blijven.

uitzicht vanaf het balkon van m'n hotelkamer

Ik ga natuurlijk nog gelijk zwemmen – heel schoon water. In het meer is a.h.w. een bad afgebakend door een grote rechthoekige steiger, waarop ook bankjes staan. Verder zijn er speeltoestellen, een kiosk en toiletten. En het is rustig en mooi!

Dus inderdaad, ik boek nog een nachtje extra in het hotel!

’s Avonds als ik ga eten ontmoet ik een aantal Nederlandse mannen die hier werken voor Nederlanse bedrijven die hier naar toe getrokken zijn, een cosmeticabedrijf en een bedrijf dat sedum-dakbedekkingen maakt. Een van hen woont hier nu ok al een aantal jaren en is getrouwd meet een Poolse een heeft een dochtertje. Zo’n beetje de omgekeerde trek.


Woensdag 22 augustus, Osno Lubuskie, niet gefietst

Heel relaxte dag! ’s Ochtends op mijn gemak rond het meertje gewandeld, 2,5 km, vlak pad. Het is erg mooi en rustig. Aan de noordkant ligt een openlucht amfitheater (of zijn amfitheaters altijd in de openlucht en is dit dus dubbelop?), met daartegenover een mini-schiereilandje met bankjes.

Als ik er even zit komen er een paar zwanen aan, die wel erg fotogeniek positie kiezen:

Het amfitheater van bovenaf gezien:

En nog een foto vanaf de zuidzijde van het meer:

’s Middags ga ik, hoe zou het ook anders kunnen, naar het strandje en zwemmen. Het is wel wat drukker dan gistermiddag (omdat het woensdag is?), maar nog altijd heel aangenaam.

En ik ben een klein stukje van laat in de middag kwijt – mogelijk even geslapen op het strandje?

Ik twijfel en zit een beetje te dubben, maar besluit toch nóg een dagje te blijven. Morgen wordt het weer heel warm, en ik heb toch nog steeds tijd genoeg. Weet niet of ik weer gauw zo’n prettig plekje vind!

14 - 18 augustus, Dessau - Berlijn, 213 km, totale reisafstand 1198 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Ik heb in ieder geval Berlijn gehaald, bijna 1200 km! Met de auto is dat een aanzienlijk stuk korter, maar dan ga je ook niet over dat soort “schilderachtige” kronkelende paden. De fiets heeft het ondanks de kwaliteit van de paden heel goed doorstaan. Ik ben er zelf niet geheel ongeschonden doorheen gekomen: heb eergisteren m’n enkel wat verzwikt. Irritant, maar er valt mee te fietsen.

Na vandaag een toeristische dag in Berlijn – niet gefietst – ga ik morgen weer verder. Over 2 of 3 dagen ben ik in Polen. Heel benieuwd hoe het daar gaat, ook met de taal



Hieronder weer de verslagen per dag met enkele foto’s, en onder het tabje foto’s een uitgebreider fotoverslag.

Dinsdag 14 augustus, Dessau – Lutherstadt Wittenberg, 66 km

Vanuit Dessau eerst kilometerslang parkachtig landschap, de oeverlanden van de Elbe. Grotendeels over een asfalt(!) fietspad over een beschaduwd dijkje, beekje wind mee. Kan slechter.

Omdat ik toch al laat ben gestart, rij ik nog even een stukje door naar de Elbe, en weer terug. Het is hier druk met vakantiefietsers; dit stuk van de R1 loopt gelijk aan de Elbe Radweg. Op een bepaald punt heb ik de keuze de R1 te volgen, of een stukje de Elbe Radweg te nemen en later weer op de R1 uit te komen. Is iets langer, maar dan gaat het langs de rivier, en dat vind ik altijd leuk. Als ik daarover aan het puzzelen ben, komt een (te) zeer behulpzame man advies geven. Hij zegt dat ik heel anders moet rijden om bij Wittenburg uit te komen. Ik leg uit dat ik de R1 aan het volgen ben en dat die over Oranienbaum loopt, maar hij blijft maar aandringen dat ik een veel kortere weg kan nemen. Ik heb daar echt geen zin in; ik heb geen kaart voor dat stuk en ik voorzie hopeloos dwalen. Dat kan ik de goede man maar niet aan zijn verstand brengen. Uiteraard doe ik mijn eigen zin.

En soms moet je even wachten, ook in het bos.....

Dan kom ik in Oranienbaum, zo vernoemd omdat een voorzaat van onze huidige koning, prinses HenriĂ«tte Catharina van Oranje, een van de vier dochters van stadhouder Frederik Hendrik, getrouwd met een vorst van Anhalt-Dessau hier eind 17e eeuw woonhuizen, een glasblazerij en een groot slot liet bouwen. Zij bracht het stadje, eerst Nischwitz geheten, tot bloei. Duitsland lag destijds, na de dertigjarige oorlog, in puin, terwijl het in Nederland juist goed ging. Alles wat uit Nederland kwam werd als toonaangevend gezien. Eerst fiets ik nog langs een basisschool, de HenriĂ«tte Catharina von Oranien Schule, en daar lopen kinderen met hun “zuckertĂŒte”, een Duits gebruik voor kinderen die voor het eerst naar school gaan: een grote puntzak vol snoep.

Het slot Oraniënbaum zelf wordt gerestaureerd, en dat is hard nodig. Het is kennelijk heel lang verwaarloosd geweest. Nu is men sinds een tiental jaren bezig met kleine stapjes het slot weer in zijn oude luister te zetten.

Omdat ik, zoals gezegd, toch al laat ben, bezoek ik het slot en krijg met enkele anderen een rondleiding van een uur. De Nederlandse invloed is onmiskenbaar, ook al bij de kassa. Daar staat een doos met Wilhelmina pepermuntjes en een glazen schaal met Haagse hopjes. Apart is, dat wanneer ik vraag of ik binnen mag fotograferen, ik een extra pasje moet kopen van EUR 3,-. Dat pasje moet ik dan om m’n nek hangen, zodat de andere bezoekers kunnen zien dat ik wel foto’s mag maken. Nog een beetje achter-ijzeren-gordijn-achtig?

En dit is de dame die het slot liet bouwen:

Henriëtte Catharina van Oranje

Onder lagen nieuwere verf komen de 17e eeuwse beschilderingen tevoorschijn.

Sommige delen zijn al gerestaureerd.

De “zomer-eetzaal” in het souterrain, met echt Delfts blauw.

Dan weer op weg. Na een heel vervelend zand en gritpad langs een spoorlijn, kom Ik langs een apart stukje land waar borden naar toe wijzen, Ferropolis, een spoorwegmuseum. Maar het ziet er uit de verte uit als een opslagplaats voor allerlei oud ijzer. Er hangt een wat onguur sfeertje.

Maar goed, ik fiets verder, en de al een paar uur dreigende regen barst dan los. Ik schuil enigszins onder een boom, maar houd het niet helemaal droog.

De bui duurt niet al te lang en ik ga verder, met zonlicht in de rug en de dreigende lucht voor me.

Kort nadat ik deze foto maakte hoor ik ineens van links uit het bos geluid en zie in een ooghoek wat bruins springen. Ik schrik even, grote honden? Maar nee, het zijn 2 reeĂ«n (of herten, dat weet ik nooit zo goed), die zo’n 8 meter voor me het pad over sprinten en de akkers in rennen.

Ik fiets over een grote nieuwe brug Lutherstadt Wittenberg binnen, waar ik een hotel heb geboekt, en waar het lage zonlicht op de markt schijnt.

En een stenen Maarten Luther (die van die 95 stellingen die hij in 1517 aan de deur van de Wittenberg spijkerde):


Woensdag 15 augustus, Lutherstadt Wittenberg – Bad Belzig, 46 km

Nóg later dan gisteren vertrokken, 10.45 u. De eerste 15-20 km gaan bergop en het wegdek is weer hopeloos
..

Rond 15.00 u gaat het beter, er is dan weer een fietspad met asfalt. Er gebeurt verder niet veel bijzonders. Weer veel akkers, en bij wijze van uitzondering een met – uiteraard uitgebloeide – zonnebloemen.

En voor die hele grote akkers hebben ze hier ook hele grote hooi-opslagbakken

Even na vieren fiets ik door Bad Belzig (beetje zoeken, bordjes ontbreken c.q. staan onlogisch), en kom ik weer eens langs een mooi Freibad. Het is weliswaar niet zó warm, en met al je bagage is het een gedoe, maar ik ga toch even zwemmen. Het zwembad ziet er té aantrekkelijk uit, en op een gegeven moment heb ik het diepe bad voor mezelf alleen!

Het hotel dat ik geboekt heb, SpringbachmĂŒhle, ligt even buiten Bad Belzig midden in de natuur, en is erg pittoresk.


Donderdag 16 augustus, Bad Belzig – Potsdam, 60 km

Het is echt een leuk hotel. Er staat een ontbijttafeltje met een kaartje met mijn naam erop klaar, en de roereieren zijn echt vers gemaakt.

Ook het fietsen begint heel fijn, alleen maar glad asfalt! Voor het plaatsje BrĂŒck loopt de route door een parkachtig gebied, waar kunstenaars houten dierenbeelden langs het pad hebben geplaatst, grappig.

Dan via het dorp en de buitenwijk BrĂŒck-Ausbau (waar oude flats worden gerenoveerd) verder langs militair terrein.

Maar in Borkheide, even verderop, gaat er iets mis. Ik moet rechtsaf een weg inslaan, maar daar komt juist een auto uit en die laat erg weinig ruimte voor een fietser, dus ik moet stoppen en afstappen. Dan trekt de auto wat op en gaat wat opzij, dus ik stap weer op de fiets. Wat er precies gebeurd is weet ik niet, maar ik ga, met een snelheid van nog geen 1 km/u, onderuit. En daar lig ik, op het asfalt, wat nu lang zo glad niet aanvoelt, knie en elleboog geschaafd en pijn aan de knobbel op m’n linker enkel. En een deuk in m’n zelfvertrouwen natuurlijk.

En, hoe toevallig, van de andere kant komt net een Nederlands, wat ouder echtpaar aanfietsen, dat me onmiddellijk te hulp schiet. “Blijf even zitten”, roepen ze, en de man haalt de fiets van me af. Het lijkt erg mee te vallen. Ik giet water over de schaafwonden, en zij hebben “pleister in een spuitbus” bij zich, dat de man op de geschaafde plekken spuit en vervolgens droog blaast. We moeten lachen als hij knielt om mijn knie droog te blazen.

Zij komen uit Arnhem, zijn met de trein naar Berlijn gereisd om dan nu terug te fietsen. Dan staat er geen tijdsdruk op om een trein o.i.d. te halen. Is ook iets voor te zeggen. Hij is 73, zij een paar jaar ouder dan ik. We wisselen ervaringen uit (ik waarschuw voor het komende slechte wegdek). De man herkent het merk van mijn fiets, Van Herwerden, en geeft aan dat mijn banden destijds als vrij breed werden gezien, maar dat de vakantiefietsen van nu veel bredere banden hebben. Zij rijden op Santos fietsen met Rohloff naaf en riem. Dan gaan we elk ons weegs.

De schaafwonden zijn maar oppervlakkig en niet erg, maar de enkel doet pijn. Mogelijk heb ik ‘m verzwikt bij het opstappen en ben daardoor gevallen? Ik zou het eigenlijk moeten koelen. Maar pas na 6 km kom ik langs een cafeetje. Het is het cafetaria van een Parkinson kliniek. Mooi, denk ik nog, enige medische hulp. Maar ik kan er wel koffie krijgen, maar ijsblokjes zijn niet voorhanden bij het cafetaria. Ook bij de receptie van de kliniek is er geen coldpack o.i.d. Vreemd. Dan koop ik bij het cafetaria maar een ijsje, en leg dat op de enkel.

Na enige pauze ga ik toch weer verder, fietsen gaat goed, opstappen doet alleen wat pijn. Ik kom bij het merengebied van Potsdam, in eerste instantie de Schielowsee. Ziet er mooi uit, maar de groene alg langs de rand belet me om er te gaan zwemmen.

Wel een mooie lunchstop

Als ik Potsdam in fiets, staat daar een Brandenburger Tor (ja, ook hier, net als in Berlijn), maar deze staat helemaal in de steigers.

Als hij gerenoveerd is, ziet hij er vast prachtig uit.

Vlak bij het hotel ligt het HollÀndisches Viertel, de Hollandse wijk:

De huisjes zien er nogal popperig uit, vind ik.

Ik had bedacht bij het hotel naar een apotheek in de buurt te vragen, om een enkelbandage te kopen. Laat er nu precies tegenover het hotel een orthopedische bandagewinkel zitten! Dus de mevrouw in de winkel meet mijn enkel zorgvuldig op en geeft advies voor gebruik.

Bij het inchecken in het hotel vraag ik of ik misschien nog een nacht erbij kan boeken (even rust houden), maar vanwege de “Schlosserfeste” dit weekend is alles volgeboekt. Dit Schloss is Sans Souci, waar ik, na wasje en douche, toch even naartoe fiets (gaat beter dan lopen). Is mooi.


Vrijdag 17 augustus, Potsdam – Berlijn, 41 km

Het is haast jammer om weg te gaan uit Potsdam, het is zo’n mooi stadje. Feitelijk een heel chique voorstad van Berlijn, met allemaal prachtige huizen/kasteeltjes aan het meer. Sommige worden nog gerenoveerd, maar veel is al klaar. En had ik al gezegd dat zo’n beetje na Wittenberg de dorpen en stadjes er welvarender uit zien dan in het eerste gebied van voormalig Oost-Duitsland, na de Harz?

Via de de Glienicker BrĂŒcke rijd je feitelijk van Potsdam het gebied van Groot-Berlijn in.


En hierna volgt weer een erg idyllisch parkachtig stkje langs een aantal meren.

Er zijn geen echte badstranden met voorzieningen, maar hier en daar zijn kleine strandjes, en hoewel het nog vroeg is, ga ik toch naar zo’n strandje. De afstand tot Berlijn zou vandaag toch maar 30 km zijn. Perfect plekje in halfschaduw, heerlijk gezwommen en uurtje doorgebracht.

Goed dat ik dit plekje koos. Hierna gaat de weg steil omhoog, om na een paar kilometer uit te komen bij een uitkijktoren. Je kunt die beklimmen, maar daar voel ik niet veel voor. Wel voor een kop koffie op het terras aan de voet van de toren.

Als ik daar wegga komen er 2 Nederlandse R1 fietsers aan. Voor hen is Berlijn het einddoel. Ben benieuwd of ik na Berlijn nog andere fietsers tegenkom. Dan weer op weg, met nog meer bergop en bergaf. Had ik eigenlijk niet op gerekend. Bovendien doet de versnelling het niet helemaal lekker. Ik krijg ‘m lastig, en soms helemaal niet, op het kleinste blad aan de voorkant. Probeer alle trucjes met naar achteren trappen en zo, maar het blijft tobben.

Dan fiets ik echt Berlijn binnen, over een brede weg die van west naar oost loopt (ook andersom natuurlijk
)

Ik speur naar een fietsenzaak om naar de versnelling te laten kijken, en na zo’n 20 minuten zit daar inderdaad “Fahhrad Klein”. Ze kijken de versnelling na, zeggen dat er niets aan de hand is, maar verstellen ‘m toch een beetje, zodat schakelen inderdaad iets makkelijker gaat. Ik hoef natuurlijk weer niets te betalen, maar als ik aandring wijst de man op de fooienpot. Ook prima.

Middenin Berlijn ligt een groot, langwerpig park, de Tiergarten (geen dierentuin), en daar loopt de weg doorheen. Aan het begin, althans gezien vanuit het westen, staat de SiegessÀule, een overwinningszuil uit de 19e eeuw.

An het eind van de Tiergarten staat de Brandenburger Tor, en daar moet natuurlijk de klassieke foto genomen worden.

Dan sla ik wat aan het dwalen en kom daardoor pas na wat extra kilometers en extra tijd om half zes aan in mijn hotel aan de Mohrenstrasse, bij de Gendarmenmarkt. Ik had al bedacht dat Berlijn duur zou zijn, dus dan maar gelijk het Hilton :-). En daar rijd ik in mijn enigszins bezwete fietskloffie de fiets door de lobby, want ik moet naar de garage op de 5e etage, en die weg word me gewezen om de fiets te stallen.

Ik ga eten aan de rand van de Gendarmenmarkt, feitelijk een heel groot plein met aan beide zijden bijna identieke kerken, de Französischer Dom en de Deutscher Dom, en in het midden het concertgebouw.


Zaterdag 18 augustus, Berlijn, niet gefietst, wel 3,5 uur gevaren

Gezien de toestand met de enkel is de hele dag de stad doorsjouwen geen optie. Dan is er de keuze van een stadstour per bus, er zijn 2 trajecten, of een boottocht op de rivier de Spree, die dwars door Berlijn loopt. Na overleg met de concierge van het hotel besluit ik dat laatste te gaan doen.

Beginpunt bij FriedrichbrĂŒcke

En zo zit ik van 13.00 u tot 16.30 u heerlijk op een boot en laat de stad aan me voorbij trekken. Het is een grote boot, met rijen plastic stoeltjes op het bovendek. Ik weet 3 stoeltjes aan de zijkant te bemachtigen en kan deze houden, en zodoende kan ik 3,5 uur lang met mijn voet omhoog zitten! Eerst een stuk over de Spree:

Nog een restant echte Berlijnse muur.

Oude architectuur, en nieuwe:

Dan via sluizen naar het kanaal en dan weer naar het westen, woonwijken en groen, tot voorbij de Tiergarten, en dan weer de Spree op naar het beginpunt, via oude en nieuwe regeringsgebouwen.

Beeld dat de verbinding tussen oost en west symboliseert.

De Rijksdag.

Weer terug loop ik op mijn gemak, en met een pauze voor een drankje, terug naar de Gendamenmarkt.

Met de panorama-opname, het hele Gendarmenplein met beide kerken,


Ik eet bij een Italiaans restaurant, en het is bijna donker als ik terugloop naar het hotel. Morgen weer fietsen!


9 - 13 augustus, Wernigerode - Dessau, 191 km, totale reisafstand 985 km

Lieve familie, vrienden en bekenden,

Van de afgelopen 5 dagen heb ik er maar 3 gefietst: deze reis is ook niet bedoeld om zo snel mogelijk bij het einddoel te zijn; ik wil ook veel zien onderweg. Dus ik ben vanaf Wernigerode met de stoomtrein de hoogste berg van de Harz , de Brocken (1142 m) opgegaan, en vandaag heb ik in Dessau rondgekeken, vooral het Bauhaus en de architectuur van de stad. Schreef ik eerder dat ik nog niet zoveel verschil zag met voormalig West-Duitsland, nu zie ik toch dat deze samenleving een tijdlang een andere geschiedenis heeft gehad, die nog niet is weggepoetst in de afgelopen 30 jaar. Zo zijn er inderdaad de flats, oftewel woonblokken; niet zo grauw als ik verwachtte, want veel ervan zijn opgeknapt, maar toch iets anders dan in het westen. Ook zijn er nog veel echt oude gebouwen nog in verval en niet gerestaureerd. Wat me ook opvalt is het grote aantal volkstuinen en het aantal Seniorenheims, duidelijk kenmerken van het eerdere sociale systeem.

Maar ook de mensen zijn iets anders, lijkt het wel. Wat gereserveerder of stugger. Zo hoefde ik in voormalig West-Duitsland maar even zoekend rond te kijken, of er kwam al iemand me helpen. Terwijl als ik hier iemand de weg vraag, ik deze persoon soms nog een keer duidelijk moet aanspreken en de aandacht vragen, voordat deze reageert (en dan word ik wel vriendelijk geholpen).

Het landschap is, nu ik de Harz achter me gelaten heb, nog slechts licht golvend (vlak, noemen ze dat hier, nou

.). De R1 route gaat helaas nog vaak over slecht wegdek: kapot asfalt, kasseien en kinderhoofdjes, gravel-, grit- en zandpaden. Van irritant tot onfietsbaar, dus ik heb weer heel wat gelopen! Hoewel ik moet bekennen dat dat onfietsbare toch ook wat aan mij kan liggen, dat is te zeggen, aan mijn fiets. Geen slecht woord over mijn Van Herwerden Lady Roadmaster X, maar er zitten wel dunne bandjes op. En iedereen rijdt hier op fietsen met dikke banden of op volledige mountainbikes. Eens over nadenken als ik nog eens zo’n tocht ga doen.

Maar nu de dagverslagen. Ik geloof dat ik een manier gevonden wat foto’s ertussen te zetten. De rest van de foto’s weer onder het tabje foto’s, nu per dag gegroepeerd.


Donderdag 9 augustus, Wernigerode – Brocken – Wernigerode, niet gefietst

Ik ga vandaag met de stoomtrein van de Harzburger Schmalspurbahnen naar de hoogste bergtop van noordelijk Duitsland, de Brocken: 1142 m. In de verre omtrek geen berg zo hoog als deze en van hieraf kun je rondom kilometers ver kijken, als het tenminste helder is. Ik ben een beetje achterin de trein gaan zitten, zowel om al te veel rook te vermijden, als om in een bocht de rijdende locomotief vooraan te kunnen fotograferen. Dat lukt min of meer.

De totale lengte van het traject is 19 km en het hoogteverschil is 900m; de trein doet er dan ook zeker anderhalf uur over. De lijn dateert nog uit de 19E eeuw, het laatste stuk werd voltooid in 1899. Boven gekomen kan ik de locomotief alsnog van dichtbij bekijken. De locomotief wordt afgekoppeld en weer naar voren gerangeerd, voor de terugweg.

Op de top staan enkele gebouwen en zendmasten. Al in de jaren 30 van de 20e eeuw werd de bergtop gebruikt als locatie voor zendmasten. En uiteraard ook in de 2e Wereldoorlog en ten tijde van het IJzeren Gordijn.

Het is een beetje heiig op de top en de foto’s van het uitzicht zijn dus niet optimaal.

Er is boven ook een museum/expositie over de Brocken. De berg was niet toegankelijk voor het publiek in de 2e WO, en ook niet meer vanaf 1961, toen de koude oorlog echt begon. Pas in 1990, na de “Wende”, en na vele protesten, werd de stoomtrein weer in ere hersteld en de Brocken toegankelijk.

Als ik na terugkomst ’s avonds op het terras van mijn hotel wil eten, rĂ©gent het! De eerste regen die ik zie tijdens mijn tocht, maar het buitje duurt maar heel even.


Vrijdag 10 augustus, Wernigerode – Ballenstedt, 49 km

Vroeg in de ochtend heb ik een aparte ontmoeting: op een stil stuk in het bos zie ik een jonge wasbeer aan de kant van de weg!

Hij zit er wat hulpeloos, en z’n ene pootje lijkt lam, maar ik weet niet wat te doen, dus laat ik hem achter met de hoop dat hij vanzelf opkrabbelt.

Verder is het een vrij hopeloze dag. De temperatuur is weliswaar prima, in de ochtend heb ik zelfs een 2e shirt nodig, maar het wegdek is compleet drama. M’n gemiddelde snelheid (langzaamheid is een beter woord) is slechts 8 km/u. Ik heb het gevoel bijna de helft gelopen te hebben. Dit is niet leuk meer. Ik wilde een fietstocht doen.

De routemakers van de R1 scheppen er kennelijk genoegen in om zoveel mogelijk moeilijke paden in de route op te nemen. Leuk voor mountainbikers zonder bagage, maar een ramp voor mij met m’n smalle bandjes en bagage. Ook voert de route vandaag langs de noordoost kant van de Harz, naast het vlakke land, maar de R1 blijft maar weer telkens de berg opgaan. De – prachtige en weidse – uitzichten maken het niet meer goed.

Tegen elven kom ik een jonge Poolse fietser tegen. Hij gaat in Eindhoven studeren, en dit leek hem een handige manier om zichzelf en zijn fiets naar Nederland te transporteren. We maken een babbeltje – in het Engels – en we hebben het over de slechte kwaliteit van het wegdek. Er staat me nog wat te wachten, begrijp ik, zeker in Polen
.

Ik kom langs het toeristische plaatsje Thale, vanwaar je met een kabelbaan de berg op kunt en naar bijzondere rotsformaties kunt lopen (niet gedaan). Ook is er in Thale en heksenmuseum; heksen staan immers centraal in de legendes en sagen van de Harz.

Gezien m’n “snelheid” doe ik over de 49 km van ’s ochtends half zeven tot na vijven in de middag, en kom dan aan bij het geboekte “GĂ€ste und Seminarhaus”, een eenvoudig pension in het stille plaatsje Ballenstedt. Daar kom ik ook weer een Duits stel tegen, dat ik eerder vandaag ontmoette. In Ballenstedt zit gelukkig wel een Grieks restaurant, waar ik lekker eet. Dan naar bed, al om 21.30 u. Ik ben moe!


Zaterdag 11 aug, Ballenstedt – Bernburg, 74 km

Redelijk vroeg weg, temperatuur is nog koel, 2 shirtjes. Weer veel weidse uitzichten over glooiend land, en veel slecht wegdek. Ik zie ook regelmatig groepen windmolens staan.

Vandaag gaat de route over het algemeen bergafwaarts, van 260 m tot ca. 60 m, met nog wat hellingen en afdalingen tussendoor. M’n banden lijken wat zacht te zijn en gelukkig is er na een tijdje in het dorpje Hoym, Seeland, een fietsenwinkel/fietsenmaker. Voor niets worden de banden weer op spanning gebracht (natuurlijk wel fooi gegevven).

Bij de supermarkt daarnaast koop ik wat krentenbollen – heten hier Rosinen Butter Brötchen – en ik drink er een kop koffie. En dan zie ik weer iets dat duidelijk maakt dat Nederlands en Duits weliswaar veel op elkaar lijken, maar dat sommige woorden toch echt een iets andere betekenis hebben:

(En dan die wat foute man erbij, met zo’n raar gebaartje
..)

Verderop kom ik lang een op de kaart aardig uitziend meertje, maar dat is zwaar verboden toegang, BergbaugelĂ€nde. Het fietsen vandaag gaat vrij aardig, ik ben een beetje over mijn dipje van gisteren heen. Maar er zijn wel de gebruikelijke hindernissen, zoals de keuze tussen een slechte gravelweg en een “fietspad”. En soms kun je ergens absoluut niet door:

Er is gelukkig noodbrug even verderop.

Bernburg, m’n eindbestemming van vandaag is een klein, redelijk aardig stadje en het hotel ligt direct aan de R1. Als ik, na m’n wasje en me te hebben verkleed, op zoek ga naar een restaurantje loop ik langs een winkel met van dat oranje folie op de ruiten tegen de zon. Heel erg jaren vijftig/zestig, ik herinner me het van de winkels op het Heeswijkplein in Den Haag, toen ik klein was.

Het restaurantje waar ik uitkom is Boheems, en ik heb er lekkere paddenstoelen gegeten en de zon onder zien gaan.


Zondag 12 augustus, Bernburg – Dessau, 68 km

Net als vorige dagen, glooiend terrein (soms zie je niet dat de weg omhoog gaat, maar denk je dat je pap in je benen hebt, en soms gaat het ineens lekker makkelijk). Het wegdek is nog steeds verre van optimaal, maar laat je soms wel de keuze tussen hobbelige kasseien of kapot trottoir :-).

En ook nu weer weidse uitzichten, akkers en windmolens.

Bij een kasteeltje word ik, althans volgens de muurschildering, hartelijk welkom geheten. Het is het eigendom van de familie Van de Merwe (!), die er o.a. de grootste vingerhoedverzameling ter wereld tentoonstelt, althans volgens eigen zeggen. Helaas geldt het welkom alleen op afspraak kennelijk.

Een uurtje later drink ik een echte goede cappuccino bij een pizzeria annex ijssalon in een klein stadje. Als ik daarna verder de markt op fiets, zitten daar 4 Duitsers die 3 dagen terug in hetzelfde pension in Ballenstedt als ik overnachtten. Ook zij fietsen de R1, maar van MĂŒnster tot Berlijn, en met elektrische ondersteuning! Dat ik het, vanuit Nederland, en alleen met puur spierkracht doe, oogst enige bewondering. Ik kom hen later weer tegen als zij langs fietsen terwijl ik weer eens uitgebreid foto’s sta te nemen, dit keer van een tot kunstproject van een basisschool gepromoveerd bushokje.

Schilderingen zijn hier overigens populair, op huizen en op flatgebouwen.

En in het dorpje Reppichau, even verderop, is een complete buitenexpositie:

Het fietsen gaat vrij aardig vandaag, en het feit dat de R1-bordjes langs een omweg door het bos leiden (althans in vergelijking met m’n routeboekje) is geen probleem. Nu kom ik echter dicht bij de Elbe uit, en daarom fiets ik nog zo’n 3 km om, zodat ik deze rivier ook kan zien.

Net in Dessau kom ik langs het “Hugo Junkers Technik Museum”. Junkers was een vliegtuig-ingenieur en -ontwerper die leefde van 1859 – 1935. Hij ontwierp de eerste vliegtuigen die geheel uit metaal bestonden.

Dessau was vaan oudsher een industriestad, maar als ik de stad in fiets is de eerste indruk er een van leegte. Brede straten, maar nauwelijks verkeer of mensen. Apart. Ik vind snel m’n hotel en besluit hier een dagje extra te blijven. Ik wil het Bauhaus museum zien, en de lokale architectuur.

Ik word overigens vrolijk van de lift in het hotel:

Als ik op zoek ga naar een restaurantje en bij de receptie naar de richting naar het centrum van de stad vraag, blijk ik daar al te zitten. Zo ziet het er niet uit. Eerder een buitenwijk uit de jaren vijftig of zestig. Beetje vreemd.

En gegeten bij het “Erstes Dessauer Kartoffelhaus”.


Maandag 13 augustus, Dessau, niet gefietst

Nu het maandag is, is het ook iets drukker buiten, maar nog altijd wat vreemd leeg. Er gaat hier een spciaal busje, linie 10, naar het Bauhaus museum en langs de onder Bauhaus architectuur gebouwde wijken. Op weg naar de halte kom ik langs een overdekt winkelcentrum, wat er ineens wel erg 21e eeuws uitziet, en waar ook wat mensen rondlopen.

Om kwart over tien komt het busje. Met een kaartje van EUR 1,70 krijg ik een uur lang een privé-tour langs alle Bauhaus-wijken en -gebouwen, door heel Dessau.

Even ter info enige Wikipedia tekst over Bauhaus:

“Het Bauhaus was een opleiding voor beeldend kunstenaars, ambachtslieden en architecten die van 1919 tot 1932 eerst te Weimar later te Dessau en daarna nog een jaar in Berlijn gevestigd was en werd geleid door Walter Gropius. Zijn zowel theoretisch als praktisch toegepaste programma was een synthese van plastische kunsten, ambachtelijke techniek en industrie. Vooral onder invloed van de Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg, die samen met Piet Mondriaan in 1917 de kunstbeweging De Stijl had opgericht, evolueerde Bauhaus van het expressionisme naar het modernisme.

Gropius' studenten ontwierpen er efficiënte, elegante meubelstukken en gebruiksvoorwerpen. Strak van lijn, eenvoudig van vorm, zeer functioneel. De opklapbare meubels, bedoeld voor een nogal klein uitgevallen arbeiderswoning, of de vrijgezellenkast op wieltjes die je aan twee kanten kan openen, vielen op in het gamma. Multifunctionaliteit leek her-uitgevonden door Bauhaus.Bauhaus is zowel een kunstenaarsschool, een pedagogisch project als de wieg voor het Bauhaus-ontwerp. De kunstenaarsschool evolueerde van een academie voor kunst & architectuur tot een cultuurbegrip. De nieuwe gebouwen in Dessau, zelf ontworpen door Gropius toen het Bauhaus Weimar in 1925 moest verlaten, zijn even spectaculaire voorbeelden van moderne architectuur als het project van de nieuwe arbeiderswijk in Dessau.

In de school werd les gegeven op een manier die nooit eerder was vertoond. De studenten dienden hun eigen creativiteit te exploreren, door te werken met de meest uiteenlopende materialen. Er werd bewust en gedreven gezocht naar een architectuur die maatschappelijke impact heeft.Vele docenten en studenten geloven dat een betere architectuur en woonomgeving mensen beter laat worden, en uiteindelijk mede leiden tot een veranderde (volgens Bauhaus dus betere) wereld. Zodra mensen in luchtige, zonnige ruimtes kunnen wonen, in simpele woonblokken zonder enige versiering, zouden ze als vanzelf anders gaan leven, meer solidair en gelukkig.

In 1925 verhuisde het Bauhaus naar Dessau. Daar bouwden ze een nieuw complex, in een soort van molenwiekpatroon van verschillende gebouwen. De eigen uitgave van de BauhausbĂŒcher met geschriften van onder andere Piet Mondriaan, Theo van Doesburg, Wassily Kandinsky, Paul Klee, Kasimir Malevitch en Gropius zelf draagt uiteraard bij tot de bekendheid van het Bauhaus. In 1928 verliet de stichter Gropius het Bauhaus en werd hij opgevolgd door Hannes Meyer, die in 1930 op zijn beurt werd opgevolgd door Ludwig Mies van der Rohe.

Het Duitse nationaalsocialisme wilde van het Bauhaus af en dwong het in 1932 naar Berlijn te verhuizen. Nauwelijks een jaar later werd het opgedoekt.

Zowel leraren als leerlingen verspreidden zich na 1933 over de westerse wereld en vooral in de Verenigde Staten propageerden onder anderen Gropius, Mies van der Rohe, Joseph Albers, Moholy-Nagy en Marcel Breuer verder de ideeĂ«n van het Bauhaus.”

Zo, dan weten jullie waarover het gaat :-).


De chauffeur/gids van het busje rijdt me langs diverse gebouwen en geeft uitleg. Veel flatgebouwen uit de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw zien er nog tijdloos modern uit.

En weer zie ik, al rondrijdend, hoe leeg Dessau is. In de hoogtijdagen, de jaren dertig, had Dessau zo’n 140.000 inwoners, nu nog slechts 85.000. Hele stukken land liggen braak, waar huizen zijn afgebroken omdat ze niet meer voldeden en omdat er geen vraag meer naar was. Dessau heeft ook zo’n beetje de oudste bevolking van Duitsland. In de 2e WO is de stad door geallieerde bombardementen voor 80% verwoest, en vervolgens in verschillende stadia weer opgebouwd. De chauffeur/gids laat me een aantal foto’s zien, waaronder een van vlak na de oorlog, een vernietigde stad.

“Wie wind zaait, zal storm oogsten”, zegt hij filosofisch.


Hij zet me na de rondrit af bij het Bauhaus.

Voor ik me verder in architectuur en cultuur ga verdiepen, eerst even koffie
..

Het gebouw en de exposities zijn interessant, en een must voor architectuurstudenten, lijkt me.

Ook is er een winkel waar design-artikelen worden verkocht, en ik zie de originele versies staan van m’n oude eetkamerstoelen, nu afgedankt op zolder
.

Na dit bezoek loop ik terug naar mijn hotel in het “centrum”, en ga onderweg langs bij het station om de treintickets voor de terugreis vanuit Gdansk, Polen, af te laten drukken en op te halen. Omdat er zo’n lange tijd tussen zit, kon ik deze tickets nog niet meekrijgen in Nederland. Het duurt even, maar de vriendelijke dame aan het loket regelt het, dus ik kan in ieder geval straks terugreizen!

Je ontkomt in deze stad niet aan de recente en iets oudere historie. Zo loop ik na het station langs het “Anhaltisches Theater” een imposant gebouw in pompeuze Nazi-stijl (Anhalt was het Duitse staatje waar Dessau vroeger de hoofdstad van was).

Overigens moesten de Nazi’s niets hebben van de minimalistische Bauhaus-stijl. Als ik verder loop, zie ik In het parkje tegenover het theater een standbeeld staan van Karl Marx.

En in een kerk nog even verderop, de St. Mariën, staat deze klok op de grond,

met erom heen de teksten:

Ik ben een klok, het oudste voorwerp in deze ruimte.

Vermoedelijk werd ik in 1440 gegoten. Ik had een mooie klank toen, bij het luiden.

In het 3e Rijk onderging ik het lot van vele klokken: men haalde mij uit de toren en maakte mij stemloos.

Op een Hamburgs klokkenkerkhof was ik er een van duizenden; ze moesten allen zwijgen.

We waren nummers geworden, ik had nummer 6/34/71.

Wij stonden daar en wachtten op onze dood om anderen – levende mensen – te doden.

Maar een wonder is geschied: samen met enige gezusters van St. Mariën keerde ik terug,

Terug in het ruĂŻneveld, dat ooit Dessau was. NU STA IK HIER.

Mijn kroon is verwoest, maar niet mijn boodschap aan JOU:

Jij bent verantwoordelijk voor alles – voor alles wat er morgen zal zijn, wanneer je heden zwijgt.


Een mooie boodschap om dit verslag mee te eindigen.